o., verguld leder.
(e) Goudleder wordt gemaakt van de vellen van geitjes, die door vetmesten een egale stevige structuur hebben verkregen. De velletjes bezitten een oppervlakte van 0,36-0,40 m2. Zij worden meestal met chroomlooistoffen voorgelooid, dan nabehandeld met plantaardige looistoffen, zodat de rek van het leder niet groot zal zijn. Op het echte goudleder worden op de nerfzijde dunne bladgoudfoliën door middel van lijm en warm persen aangebracht. Het goudleder wordt nog gebruikt voor damesavondschoentjes en -avondtasjes.
Een goedkope soort wordt gemaakt door op grotere geitevellen een goudof bronspoeder in nitrocelluloselak te mengen en op het leder te spuiten. Na het drogen van deze lak wordt het leder dan bij ca. 70 °C geperst, zodat het nerfoppervlak mooi glad wordt.
In de middeleeuwen werden in Vlaanderen en Holland op zuiver plantaardig gelooide kalfsvellen goudfoliën aangebracht door middel van lijm. In Zuid-Frankrijk en Spanje werden op grote geitevellen de goudfoliën geplakt. Dit goudleder werd gebruikt voor wandbekleding. Na het bekleden van de kamerwanden werd het goudleder vaak nog licht beschilderd.