Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Gógol

betekenis & definitie

Nikolaj Vasiljevitsj, Russisch schrijver, *19. 3.1809 Sorotsjintsy (bij Poltava), ♱21.2.1852 Moskou; zoon van een kleine landbezitter. In 1828 ging Gógol naar Sint-Petersburg.

Zijn docentschap in de geschiedenis aan de universiteit aldaar (1834) werd een mislukking. Meer succes had hij met zijn litteraire arbeid. Gógol werd de eerste grote Russische prozaschrijver. Door zijn manier van schrijven, vooral door de satirische kanten, werd Gógol beschouwd als de ‘vader’ van de ‘natuurlijke school’, de stroming van sociaal bewogen realistisch proza, die als reactie op de romantiek was ontstaan. Dit was niet geheel terecht, omdat Gógols kritiek meer gericht was op de onvolmaaktheid van de menselijke natuur dan op wantoestanden in de maatschappij. Bovendien treft men in zijn werk tal van romantische trekjes aan, waardoor hij als overgangsfiguur kan worden beschouwd tussen romantiek en realisme.

Wellicht mede onder invloed van de mystiek-religieuze kringen waarin hij verkeerde, raakte Gógol tegen het einde van zijn leven steeds meer verstrikt in moraliseringen. Werken: Avonden op een hoeve bij Dikanjka (1832),Mirgorod (1835), De revisor (1836; blijspel), De dode zielen (1842), De mantel (1842), Uitgelezen plaatsen uit de briefwisseling met vrienden (1847). Uitgaven: Verz. werken (Russisch; 14 dln. 1937-52); Verz. werk (Ned., 1974).litt. F.C.Driessen, Gogol als novellist (1955); J. Lavrin, Gogol (1962); S.Richter, Rom und Gogol (1964); V.Erlich, Gogol (1969); H.Troyat, Gogol (1971); V.Nabokov, N.Gogol (1944, Ned. vert. 1973); A.Maguire, Gogol from the twentieth century (1974).

< >