v., wijze van looien van de velletjes van nuchtere geitjes.
(e) Glacélooiing geeft de velletjes een bijzonder grote soepelheid, zachtheid en rek. Zij wordt uitgevoerd met aluin, zout en meel, waarna een vetting plaats vindt met eigeel en meel. De aluin en het eigeel geven dan de eigenlijke looiing. Deze looiing is speciaal geschikt voor het maken van dure, niet gevoerde dameshandschoenen.