m. (-en), verzamelnaam voor dansen die als ontspanning door paren worden uitgevoerd.
(e) De oorsprong van de gezelschapsdansen was vaak de ➝volksdans. Boerendansen en streekdansen werden in gestileerde en genivelleerde vorm in de hoofse cultuur overgenomen en in de 14e en 15e eeuw door de patriciërs nagevolgd. Aanvankelijk was Italië vooral het land van herkomst (➝gaillarde,➝pavane, ➝saltarello). In de 17e en 18e eeuw voerde Frankrijk de boventoon. Veel gezelschapsdansen kwamen binnen het uitgebreide Franse hofceremonieel tot ontwikkeling (➝gavotte, ➝gigue, ➝menuet, ➝sarabande). De paardansen werden volgens een streng schema naar rangorde aan het hof afgewerkt. In de 18e eeuw werd de uit Engeland afkomstige ➝contredanse in verschillende varianten (o.a. ➝cotillon, ➝quadrille) aan de hoven en bij de burgerij een geliefde gezelschapsdans. De grote bloeitijd van de burgerlijke gezelschapsRechts: dansschool in Nederland, eind dans als louter tijdverdrijf begon direct na de Franse 19e eeuw Revolutie (➝galop, ➝mazurka, ➝polka, ➝wals).
Pas toen ontstond de door allen gelijktijdig uitgevoerde paardans. Aan het begin van de 20e eeuw werd in Europa de invloed van de VS merkbaar met dansen op gesyncopeerde muziek (➝boston, ➝cake-walk). Tot de jaren twintig gaf Parijs nog de toon aan op het gebied van de gezelschapsdansen. In 1924 werd deze rol door Engeland overgenomen; de Imperial Society of Teachers of Dancing standaardiseerde de balhoorn dances, zoals Engelse wals, ➝quick-step, ➝ tango en slow fox (➝foxtrot). De Engelse stijl veroverde de hele wereld. De talrijke, vaak slechts korte tijd populaire modedansen van de 20e eeuw komen vooral uit de VS (➝beatdans, ➝charleston, ➝jitterbug, ➝jive, ➝rock and roll, ➝twist) en uit Zuid-Amerika (➝calypso, ➝mambo, ➝rumba, ➝samba). Het karakteristieke van deze dansen is, dat de partners meestal los van elkaar dansen en dat hun individueel een grote ruimte wordt gelaten voor eigen bewegingsimprovisaties.