m. (-stenen), steen in de gevel die evenals het uithangbord het huis onderscheidde, totdat de Franse overheersing beide verving door huisnummering.
(e) Bij een burcht gaf de gevelsteen de afbeelding van deze en de familienaam, b.v. Fresenburch bij het geslacht de Frese, bij de ambachtsman het beroep, b.v. de driekante hoed bij een hoedenmaker. In de 20e eeuw bracht men de gevelsteen weer aan, nu als versierend element, ook uitgevoerd in aardewerk, eterniet of hout. Een gevelsteen kan een opschrift of rijmpje bevatten. .
285. litt. H.W.Alings, Amsterdamsche gevelstenen (1949); J.R.Schiltmeijer, De gevelstenen spreken (2e dr. 1972).