bn.,
1. een rok of rokken (vrouwenkledingstuk) dragend, m.n. zo een als een bep. noemt: kort -, roodgerokt;
2. (van mannen) een geklede jas of rokkostuum dragend;
3. (plantkunde) gerokte bollen, bollen waarvan elk bladachtig deel de bol geheel omgeeft; gerokte knollen, knollen met bladschubben die de knol geheel omgeven.