[<Gr. syn, samen, kliuo, leunen], m.(-nalen), langgerekt mobiel gedeelte van de aardkorst dat gedurende lange tijd aan daling onderhevig is geweest.
(e) Tijdens de daling is de geosynclinaal met sedimenten opgevuld. Het sedimentenpakket heeft afhankelijk van daling en sedimenttoevoer, een grote dikte kunnen bereiken (tot 10 km). Meestal worden twee typen geosynclinalen onderscheiden, de miogeosynclinaal waar daling en sedimentatie ongeveer gelijke tred hielden en die opgevuld is met sedimenten uit de ondiepe zee, en de zeewaarts gelegen eugeosynclinaal waarbij dikwijls de sedimenttoevoer (diepzeesediment en basisch lava) onvoldoende was om de daling bij te houden. De geosynclinale vorming is het pre-orogene stadium van de gebergtevorming.