Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

geldsoort

betekenis & definitie

m. (-en), bepaalde soort van geld of gemunt metaal.

(e) Men kan naar uiteenlopende gezichtspunten verschillende geldsoorten onderscheiden:

1. Naar de vorm: ➝chartaal geld en ➝giraal geld; chartaal geld is ➝geld dat circuleert in de vorm van stoffelijke tekens (van metaal of papier), ook wel aangeduid als ‘oorkondegeld’, officieel gewaarmerkte stukjes metaal of papier die als ruilmiddel fungeren, nl. munten, muntbiljetten en bankbiljetten (Eng.: currency coins + notes). Het girale geld waarvan geen gewaarmerkte tekens in omloop zijn, wordt in boeken geregistreerd en daarom wel boekgeld genoemd (Fr.: monnaie scripturale). Het omvat bank-en girotegoeden, waarover door middel van betalingsopdrachten kan worden beschikt (Eng.: deposit money; Am.: checking deposits).
2. Naar de emittent: intrinsiek volwaardige (gouden of zilveren) munten, waarvan de waarde in het betalingsverkeer gelijk is aan de waarde van het metaal waaruit zij bestaan en die iedereen vrij door een staatsinstelling kan doen aanmunten; staatsgeld, bestaande uit onvolwaardige munten, met een intrinsieke metaalwaarde die kleiner is dan het nominale bedrag waarvoor zij in het betalingsverkeer dienst doen, en muntbiljetten; bankgeld, bestaande uit door de circulatiebank uitgegeven bankbiljetten en bij banken en girodiensten aangehouden rekening-courantsaldi, het giraal geld.

Naar de inwisselbaarheid in edelmetaal: inwisselbaar geld, alle geldsoorten waarbij de centrale bank of de overheid de verplichting tot inwisseling tegen een vaste inwisselingsverhouding in edel metaal of volwaardig geld heeft aanvaard; oninwisselbaar geld.

Naar de wettelijke hoedanigheid: wettig betaalmiddel tot onbeperkte bedragen: volwaardige standaardmunten, daartoe aangewezen onvohvaardige munten (zgn. tekenmunten) en daartoe aangewezen categorieën papiergeld, meestal bankbiljetten en muntbiljetten; wettig betaalmiddel tot beperkte bedragen: daartoe aangewezen onvolwaardige munten (zgn. pasmunten); geld zonder hoedanigheid van wettig betaabniddel: soms giraal geld (➝geldhoeveelheid).

Naar geldsubstantie: (ook wel de historisch evolutionistische classificatie genoemd, gekenmerkt door een proces van geleidelijke dematerialisatie van het geld): goederengeld (b.v. vee, sieraden); gemunt geld: stukken edel metaal voorzien van waardeaanduiding (muntslag), te onderscheiden in volwaardige standaardmunten, onvolwaardige tekenen pasmunten; papiergeld: door de staat uitgegeven muntbiljetten, waarbij oorspronkelijk nog een band met de geldsubstantie edel metaal bestond omdat de bankbiljetten altijd in edel metaal konden worden omgewisseld (waarbij nog onderscheiden kan worden: inwisselbaar papiergeld dat volledig door edel metaal was gedekt en inwisselbaar papiergeld dat slechts gedeeltelijk door edel metaal was gedekt: ➝dekkingsvoorschriften) en oninwisselbaar papiergeld; giraalgeld, bestaande uit vorderingen op geldscheppende instellingen, waarover per cheque of overschrijving kan worden beschikt.

Nauw met deze classificatie houdt verband de onderscheiding in intrinsiek volwaardig geld en fiduciair geld, dat door gebrek aan (voldoende intrinsieke) waarde wordt geaccepteerd in het vertrouwen, dat de uitgevende instantie haar inwisselingsverplichting desgevraagd zal nakomen, resp. dat de opvolgers in het betalingsverkeer dit geld voor de nominale waarde zullen accepteren. LITT. C.Glasz en G.J.M.Vlak, Geld en maatschappij (1968).