Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

gambe (gamba)

betekenis & definitie

[Ital.], v./m. (-’s),

1. (muziek) ben. voor een groep strijkinstrumenten, ook bekend als viola da —, knievedel, en als viola (e); 2. orgelregister van acht voet, dat het geluid van de knievedel nabootst.

(e) De gambe onderscheidt zich door haar bouw: lage, spits in de hals overgaande schouders, richels op de toets (zgn. Bünde of fretten), geen overstekende randen; hogere zijranden, meestal een vlak achterblad, klankgaten in c-vorm en vlakkere kam, wat het akkoordspel vergemakkelijkt. Meestal heeft zij zes snaren (D, G, C, e, a, d1). De klank is pregnant, maar van intiemer karakter dan die van de moderne strijkinstrumenten. De gambe’s werden in ‘koren’ gebouwd, d.w.z. als sopraan-, alt-, tenoren basinstrumenten.

De gambe is ontstaan aan het eind van de 15e eeuw. De tenorviola da gamba hield lange tijd de opkomst van de violoncello tegen. De viola d’amore heeft een extra ‘étage’ meeklinkende snaren onder de toets door lopend, en zes of zeven gewone snaren (bloeitijd 18e eeuw), de viola bastarda (17e eeuw) heeft eveneens resonerende snaren. De gambe’s in verschillende stemmingen hebben weer hun intrede gedaan in de muziek.

< >