Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

frigiditeit

betekenis & definitie

[Lat. frigidus, koud], v., het verschijnsel dat een vrouw nergens en bij niemand erotisch prikkelbaar is.

Men spreekt van frigiditeit met betrekking tot de ‘koele’ vrouw, die coïtus zonder enige begeerte of lustgevoelens ondergaat, terwijl haar erectiel weefsel in clitoris en schaamlippen niet bloedrijk wordt en de schede droog blijft. Frigiditeit werd door velen als normaal beschouwd, maar is bijna altijd van neurotische aard. Soms maakt een tekort aan oestrogenen (vaak gezien in de periode na de overgang) de coïtus pijnlijk door tekort aan vochtafscheiding. Lokale of algemene toediening van oestrogenen is zeer effectief. Psychogene oorzaken zijn: angst voor zwangerschap, angst voor urineverlies, angst voor de coïtus na vroege traumatische ervaringen, jaloezie op het mannelijk orgasme, schuldgevoelens over de lust bij de coïtus en andere taboes rond de seksualiteit. Soms zijn hormonale anticonceptiva oorzaak van frigiditeit.

De behandeling is meestal niet ingrijpend psychiatrisch. Bij voorkeur komen deze patiënten bij de huisarts of op een spreekuur voor de ‘kleine’ seksuologie, voor een aantal gesprekken, vaak samen met de partner, anorgasmie.

< >