[Gr.] o. (epen), heldendicht (e); (oneig.) reeks gebeurtenissen zoals in heldendichten beschreven worden: het — van de drooglegging van de Zuiderzee.
(e) Het epos is de oudste, en was lange tijd ook de belangrijkste vorm van epiek. Het ontstond uit korte liederen, aanvankelijk mondeling overgeleverd, waaraan steeds weer nieuwe fragmenten werden toegevoegd.
Uit de oudheid is uit Mesopotamië een aantal epische composities bekend. Een precieze afgrenzing van het genre is moeilijk; m.n. de grens tussen epos en ➝mythe is vaag. Omvangrijke composities met een sterk mythologisch-historische inhoud worden wel als epos aangeduid, b.v. het scheppings-epos, het Irra-epos. Als criteria kunnen gelden omvang, monumentaliteit, dynamiek, verhalende aanschouwelijkheid, specifiek taalgebruik. De eerste versregel, of een gedeelte ervan, fungeerde in de oudheid als naam. Vrijwel alle composities zijn anoniem; in enkele gevallen zijn de redacteuren van bepaalde recensies bekend, m.n. uit de tweede helft van het 2e millennium v.C.
De Soemerische epiek, vermoedelijk aan het eind van het 3e millennium v.C. neergeschreven, omvat minstens tien composities, in lengte variërend van ca.100-900 regels, waarbij vermoed wordt dat sommige epische teksten onderdeel uitmaakten van één cyclus (➝Enmerkar). Deze epen spelen in wat soms de heroïsche periode wordt genoemd: de hoofdfiguren bezaten iets goddelijks en stonden in nauw contact met de goden.
De belangrijkste Akkadische epen zijn: Gilgamesj-epos (3000 regels), het Atrachasis-epos (ca.1200), het Irra-epos (800 regels), het scheppingsepos Enoema Elisj (ca. 1000 regels), de fragmentarische Anzoe-tekst (➝Anzoe), de Etana-legende (➝Etana), de aan de heldendaden van de god ➝Ninoerta gewijde, vrij late, geleerde compositie Lugale u melambi nergal. Resten van zuiver historische epen met een politiek-propagandistische functie zijn bewaard gebleven m.n. uit de Middelassyrische tijd (➝Toekoelti-Ninoerta), en enkele dramatische, episch-legendarische teksten over de Oudakkadische koningen ➝Sargon en ➝Naramsin.
LITT. B. Groneberg, Untersuchungen zum hymn.-epischen Dialekt der altbabylon. liter. Texte (1972);
K. Hecker, Untersuchungen zur akkad. Epik (1974); B. Alster, Dumuzi’s dream, aspects of oral poetry in a Sumerian myth (1974).
Klassieke voorbeelden van een epos uit het oude Griekenland zijn de aan de blinde zanger Homeros toegeschreven Ilias en Odyssee (waarschijnlijk ca. 800 v.C.) waarin in hexameters geschreven verhalen uit de mythologie en de oudste geschiedenis der Grieken dooreen zijn geweven. Het ontstaansproces van beide epen is tot nog toe niet achterhaald. Ook andere volken bezaten dergelijke verhalen over het voorgeslacht en de halfgoden, de Indiërs b.v. in hun Mahabharata en Ramayana. In de Romeinse Keizertijd dichtte Vergilius in de trant van Homeros zijn Aeneis, waarin hij de oorsprong van het Romeinse volk en de stichting van Rome bezong. Dit werk heeft op de latere Europese epiek een grote invloed gehad.
Omstreeks het begin van de middeleeuwen ontstonden enkele Germaanse epen: de IJslandse Edda, de Angelsaksische Beowulf en het Duitse Nibelungenlied. Van jonger datum zijn de Franse ➝chansons de geste, waarvan het Roelandslied (Chanson de Roland) het bekendste is. Doorgaans bewegen deze liederen zich om de figuur van keizer Karel de Grote. Vanaf de 8e eeuw waren de Britse koning Arthur en zijn ridders van de tafelronde het middelpunt van een epische sagenkring. In Spanje ontstond in de 12e eeuw het Cantor de Mio Cid. Onmiddellijk vóór en tijdens de renaissance beleefde het epos een grote bloei in Italië, waar Dante zijn Divina commedia, Ariosto zijn Orlando furioso en Tasso zijn Gerusalemme liberata dichtte. Andere bekende epen zijn het Finse volksdicht Kalevala, het Perzische Shahname van Firdausi, de Portugese Lusiadas van Camões en het Engelse Paradise lost van Milton.
In de 18e eeuw kreeg het epos in West-Europa een gewijzigd karakter, doordat men ook onderwerpen van niet-heroïsche aard in epische vorm ging bezingen. Men ontleende b.v. onderwerpen aan de bijbel. Bekend uit deze latere tijd zijn Voltaires Henriade, Klopstocks Messias, Wielands Oberon, Goethes Hermann und Dorothea en, uit de 19e eeuw, Olympischer Frühling van Spitteler.
Naast het ernstige epos treedt al heel vroeg het komische op, b.v. de Griekse Batrachomyomachia (waarschijnlijk uit de 5e eeuw v.C.), in Nederland in 1821 door Bilderdijk vertaald als de Muis-en kikvorschkrijg; ongetwijfeld een parodie op het homerische epos. Een latere komische variant is The rapé of the lock van Pope. Verder onderscheidt men nog de →dierenepiek.
LITT. W.Kayser, Das sprachliche Kunstwerk (14e dr. 1969).