[➝Gr. epodos, slotzang], v. (-n), 1. slotstrofe in een antiek Grieks koorlied, in een ander metrum gesteld dan de voorafgaande strofe en antistrofe;
2. lyrische dichtvorm, waarbij een lange versregel met een korte wordt gecombineerd (meestal een jambische trimeter met een jambische dimeter).