m. (g. mv.),
1. de handeling van dringen, de omstandigheid dat iets of iemand dringt: de drang van het water; (fig.) voor de drang van de omstandigheden zwichten, zich door de omstandigheden laten dwingen iets tegen zijn zin te doen;
2. opwelling, neiging, aandrang: een drang om te troosten.