aanduiding vooral gebruikt bij het bezit van onroerende goederen door kerken, kloosters, instellingen van weldadigheid enz. Dit bezit gaat uiteraard veel minder dan particulier eigendom in andere handen over en is dus onttrokken aan het economisch verkeer.
Het heeft door de vrijwel onbeperkte bestaansduur van de genoemde instellingen neiging zich steeds uit te breiden. Het bezit in de dode hand kan daardoor een economisch kwaad worden, daar het soms plaatselijk vrijwel iedere verkrijging van grond door particulieren uitsluit, wat door verhuring niet steeds ten volle teniet wordt gedaan. Vandaar dat de overheid meermalen in verschillende landen heeft ingegrepen om het bezit in de dode hand door verbodsbepalingen te beperken. In heel veel landen wordt belasting geheven van goederen in de dode hand. Rechtsgrond is dat van deze goederen nimmer successierechten geheven kunnen worden. In Nederland bestond een dode-handbelasting van 1934-38.In België worden om de dode hand tegen te gaan de verenigingen zonder winstoogmerken en de internationale verenigingen met wetenschappelijk doel aan een jaarlijkse taks onderworpen ter vergoeding van de successierechten. Het tarief bedraagt 0,17 %, in het algemeen over het bruto-actief.