taalkundige constructie waarin gesproken woorden letterlijk worden weergegeven. Binnen een taaluiting kan men aanhalen wat door de spreker of door een ander vroeger is gezegd.
Dit kan door de ware gebruikte woorden, of de woorden die verondersteld worden gesproken te zijn, precies in dezelfde vorm te herhalen b.v.: Ik zei: ‘Ik vertrouw de zaak niet’. Vergelijkt men hiermee: Ik zei dat ik de zaak niet vertrouwde, dan blijkt dat deze tweede zin van de eerste zin verschilt, doordat hij juist niet met zekerheid aangeeft in welke bewoordingen de spreker zijn wantrouwen omtrent de zaak precies heeft vervat. In het eerste geval spreekt men van directe rede (Lat. oratio recta), in het tweede van indirecte rede (Lat. oratio obliqua). De wijze waarop iedere taal dit onderscheid tussen, directe en indirecte rede tot uitdrukking brengt, loopt sterk uiteen.
LITT. R.Jakobson, Shifters, verbal categories, and the Russian verb (1957).