bn.,
1. dienend, in een ondergeschikte betrekking geplaatst; (fig.) een volk maken, onderwerpen, onder het juk brengen;
2. werkzaam in het belang, ten nutte of ter wille van: de omstandigheden dienstbaar maken aan zijn plannen, er tot uitvoering van zijn plannen gebruik van maken; (recht) bij een erfdienstbaarheid is het dienend erf dienstbaar aan het heersend erf, ten gebruike en ten nutte daarvan belast.