Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-07-2019

conflict (konflikt)

betekenis & definitie

[➝Lat. conflictus, het tegen elkaar slaan, de strijd], o. (-en), verschil van mening, botsing, strijd: in — komen met; toestand van onvrede die uit een botsing voortvloeit: een gewapend botsing van tegenstrijdige gevoelens in een individu: een innerlijk botsing tussen de tegenstrijdige belangen van verschillende groepen in de maatschappij (e).

(e) Het sociologische begrip conflict moet men niet vereenzelvigen met strijd; bij dit laatste denkt men immers vooral aan het gebruik van fysiek geweld, terwijl dat bij de meeste sociale conflicten niet het geval is. Sociale conflicten doen zich in zeer verschillende vormen voor: naast rivaliteit (➝mededinging), overleg en onderhandelingen, ook gereglementeerde strijd om de macht (in de politiek), economische boycot, stakingen en als uiterste vormen fysiek geweld en oorlog. Conflicten komen voort uit belangentegenstellingen en deze kunnen van zeer verschillende aard zijn, gericht op goederen, mensen of waarden. De sociologie houdt zich vooral bezig met de waarden en doeleinden: wat een goed begerenswaardig maakt, is een gevolg van de voorkeur die men hecht aan dit goed en deze voorkeur berust op het tegen elkaar afwegen van allerlei waarden. Conflicten kunnen op verschillende wijzen ontstaan. Enerzijds doordat bepaalde ‘goederen’ (zowel materiële als immateriële; voorbeelden van het laatste: sociaal prestige, macht, invloed) door velen tegelijkertijd worden begeerd; anderzijds doordat de waarden zelf met elkaar onverenigbaar zijn, b.v. conflicten tussen levensbeschouwelijke (religieuze, politieke) groepen of tussen aanhangers van verschillende ‘ideeën’.

Een sociaal conflict kent tenminste twee partijen: de ‘aanvaller’ en een tegenpartij. Ook al ontstaan conflicten door belangentegenstellingen, de ‘aanval’ richt zich niet altijd op degene die volgens objectieve maatstaven de tegengestelde belangen vertegenwoordigt. Vaak is de werkelijke tegenpartij te machtig om met enig succes te bestrijden; de onlustgevoelens zoeken dan een uitweg in de vorm van een zondebok.

Over de betekenis en beoordeling van het conflict als maatschappelijk verschijnsel bestaan zeer verschillende opvattingen. Als uitersten kan men enerzijds noemen hen die conflict, strijd e.d. in principe afkeuren en overbodig achten of hoogstens als een onvermijdelijk kwaad zien, en anderzijds hen die het conflict juist positief waarderen en hierin een ‘mechanisme’ zien dat bijdraagt tot maatschappelijke verbetering. Aanhangers van laatstgenoemde opvatting vindt men terug in diverse sociologische scholen, m.n. bij de sociaal-darwinisten (o.a. L. Gumplowicz, Der Rassenkampf, 1883) en de marxisten met het principe van de klassenstrijd. Een bepaalde stroming in de moderne sociologie, het structureel-functionalisme (T.➝Parsons), legt sterke nadruk op eenheid en continuïteit van het sociaal systeem, waarin het conflict eigenlijk geen functie is toegedacht.

Het marxisme (als sociologisch model en niet als politiek stelsel of politieke ideologie) stelt het conflict centraal: de maatschappij zonder conflict bestaat niet en het conflict vervult in de maatschappelijke ontwikkeling een wezenlijke rol; deze conflict-sociologische benadering wordt vooral vertegenwoordigd door R.Dahrendorf. De meeste sociologen nemen een tussenpositie in: zij zien naast de sociale orde (die er onmiskenbaar is, want anders zou niet over ‘maatschappij’ gesproken kunnen worden) ook de altijd aanwezige belangentegenstellingen, die permanente bronnen van conflicten zijn. De sociale orde is echter niet mogelijk zonder sociale controle, die op allerlei wijzen conflicten voorkomt, regelt en inperkt. Daarnaast heeft het conflict in deze visie ook een positieve betekenis:

1. conflicten tussen groepen kunnen de eenheid en solidariteit binnen elk dezer groepen versterken (de strijd tegen de gemeenschappelijke vijand);
2. zij kunnen leiden tot herziening van de bestaande sociale orde ten gunste van b.v. een rechtvaardiger verdeling van de inkomens en een betere sociale positie van de werknemers (de invloed van de vakbeweging bij het verkrijgen van hogere lonen en verbetering van andere arbeidsvoorwaarden);
3. de strijd tegen een tegenstander leidt vaak tot het aangaan van coalities met anderen en bevordert zo een samenwerking die zonder deze strijd niet zou hebben plaatsgehad;
4. de permanente mogelijkheid van conflicten leidt ook tot een door alle partijen aanvaarde regeling om deze conflicten tot een ‘oplossing’ te brengen op een zodanige wijze, dat de maatschappij niet te veel nadeel ondervindt van het conflict; een belangrijk deel van het recht kan beschouwd worden als een van de middelen om conflicten volgens vaste en gemeenschappelijk aanvaarde procedures en normen te regelen.

LI TT. K.Lewin, Resolving social conflict (1948); A. Kornhauser, R.Dubin en A.Ross (red.), Industrial conflict (1954); L.A.Coser, The functions of social conflict lIl (1956); R.Dahrendorf, Soziale Klassen und Klassenkonflikt in der industriellen Gesellschaft (1957); M.G.Thurlings, Het sociale conflict (1960); R.A.de Moor, De verklaring van het conflict (1961); P.M.Blau, Exchange and power in social life (1964); P.Valkenburgh, Anatomie van het conflict (1969).