v., kunst die ontstaat met behulp van een computer.
Globaal zijn er twee manieren waarop de computer sedert het begin van de jaren zestig wordt gebruikt in de beeldende kunsten. In de eerste plaats is er de zgn. computergrafiek. De kunstenaar laat de computer bepaalde van tevoren gekozen beelden vertalen in computertekens zoals cijfers, letters enz. De computer wordt in deze gevallen gebruikt als een soort grafische techniek, die vooral opvalt door de visuele effecten. In de tweede plaats kan de beeldend kunstenaar gebruik maken van de computer om rekenproblemen op te lossen, b.v. om verschillende elementen systematisch over het vlak te verdelen. De kunstenaar maakt het programma en de computer voert dit programma uit.
Het is belangrijk dat de kunstenaar zijn probleem exact kan formuleren; computerkunst wordt dan ook gemaakt door technische kunstenaars of kunstzinnige technici. De zo verkregen kunstwerken tonen een grote mate van wetmatigheid, die echter wel onderbroken kan worden door het toeval. Het aandeel van het toeval is dan eveneens van te voren door de kunstenaar in het programma ingebracht en het geheel wordt door de computer uitgevoerd. Kunstenaars die de computer op deze wijze gebruiken, zijn o.a. G.von Graevenitz en P.Struycken. Internationaal werken kunstenaars en computertechnici samen in de Computer Arts Society. In Nederland bestaat de Werkgroep voor Computers en Woord, Beeld en Geluid.
Litt. G.Nees, Generative Computergraphik (1969); J.Reichard, The computer in art (1971).