m. (-s), type van dubbelrompige boot. De catamaran kwam waarschijnlijk reeds in het stenen tijdperk op de kusten van India voor, als een vaartuig bestaande uit een oneven aantal, naast elkaar samengebonden, boomstammen waarvan de middelste en langste van voren enigszins omhoog was gebogen en als boeg fungeerde.
De ‘moderne’ vorm in hetzelfde gebied bestaat uit twee (met enige tussenruimte) door een dekje met elkaar verbonden kano’s; op het dekje staat dan veelal een mast met een zeil. (Ditzelfde type doet in de geperfectioneerde vorm opgeld in de moderne watersport). Voor de grote vaart werden in de 17e eeuw veelvuldig zeewaardige catamarans gebouwd; als stoomschip voeren er in de 19e eeuw op de Mississippi en de Hudson Baai en één als veerboot over het Kanaal.Het type kreeg echter pas systematisch aandacht in en na de Tweede Wereldoorlog. Er komen steeds meer en grotere catamarans, zoals de bacat.
