Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Canope

betekenis & definitie

[zie Oudegyptische stad Canopus], v./m. (-n), lijkvaas, asurn, m.n. een Oudegyptische vaas met deksel in de vorm van een hoofd of een dierekop, waarin de ingewanden van gestorvenen bewaard werden.

De oude Egyptenaren gebruikten sinds het Oude Rijk vier kruiken voor het bewaren van inwendige organen van de gestorvenen. De naam canope is ontstaan door de overeenkomst in vorm met een cultusbeeld waarin men een weergave van de god Canopus zag. De kruiken stonden onder de bescherming van de godinnen Isis, Nefthys, Neith en Selkis. Hun deksels waren oorspronkelijk plat, maar kregen in het Middenrijk de vorm van mensenhoofden. Sinds de 19e dynastie hadden zij de vorm van de koppen van de vier zonen van Horus: een mens (Amset), een aap (Hapi), een jakhals (Kebehsenoef) en een valk (Doeamoetef).

LITT. G.A.Reisner, Canopics (1967).

< >