Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Buurthuiswerk

betekenis & definitie

o. (g. mv.), complex van activiteiten, merendeels van sociaal-culturele aard, die afgestemd zijn op de behoeften van buurtbewoners, onder leiding van beroepskrachten, en die gecentreerd zijn in een daartoe ingericht gebouw.

In navolging van het Engelse ‘settlementwork’ (S.A.Barnett, Toynbee Hall) wordt buurthuiswerk in Nederland verricht door instellingen die de naam dragen van Ons Huis (Amsterdam, 1892, Rotterdam 1909), Volkshuis (Leiden, 1899; E.C. Knappert), Dorpshuis (Paterswolde, 1915), of (in recenter tijd) met minder belaste namen (b.v. De Brulboei, d’Zeihuuv). Aanvankelijk kwamen deze initiatieven hoofdzakelijk uit radicale, vrijzinnige kringen. Uitgaande van een idealistische mensbeschouwing, wilde men de ‘werklieden’ deelgenoot maken van de culturele verworvenheden van de middenklassen (zie volksontwikkeling), in de mening daardoor het ‘algemeen volksgeluk’ te bevorderen (zie Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen). In Limburg werd in 1935 van rooms-katholieke zijde door toedoen van H.A.Poels de stichting ‘Onze buurthuizen’ opgericht voor de heropvoeding van de in sociale en geestelijke nood verkerende bevolking van de mijnstreek en van die van de oude Maastrichtse industriewijken (bestrijding van onmaatschappelijkheid).

Deze buurthuizen werden geleid door een maatschappelijk werkende, bijgestaan door een priester en door vrijwilligers. Na de Tweede Wereldoorlog hebben ook tal van hervormde initiatieven tot buurthuiswerk geleid, terwijl de belangstelling in gereformeerde kring groeiende is. Ten gevolge van toenemende professionalisering (hoger sociaal-pedagogisch onderwijs, sociale faculteiten en afdelingen van hogescholen) kwam steeds meer het accent te liggen op vakkundige aanpak en geraakten de ideologische tegenstellingen op de achtergrond. Dit leidde tot aansluiting bij één landelijke organisatie, de Ned. Bond voor sociaal-cultureel Vormingswerk (NBV), die, mede door de snelle verbreiding van het buurthuiswerk, een sterke groei vertoont. Daarnaast heeft zich in de jaren zestig een tweede koepelorganisatie gevormd, waarin overwegend levensbeschouwelijk gefundeerd club- en buurthuiswerk onderdak vindt: zie Stichting samenwerkende landelijke centrale organen voor wijk-, buurt-en clubhuiswerk (SALCo). In België zijn buurthuizen tot dusver gering in aantal (zie buurtwerk).

LITT. L.Pacey, Readings in the development of settlement work (1950); H.Pennarts, Een idee verovert de wereld (1953); M.W.de Jong-Schat, Geselecteerde bibliogr. van 10 jaar litt. over buurt- en buurthuiswerk (NBV-brochure no. 12,1961);E.Lopes Cardozo, Terugblik en vooruitzicht (in: T.T.ten Have (red.), Handboek vorming, 1965); Buurtwerk (brochure no. 4 Raad voor Geref. Sociale Arbeid, 1966); A.Peper, Ontwikkelingen en mogelijkheden van het opbouwwerk (in: Hulpverlenen en veranderen, 1973).

< >