Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Bruinkool

betekenis & definitie

v./m. (-kolen), (ook: ligniet), ben. voor natuurprodukten van plantaardige oorsprong, die wat structuur betreft tussen steenkool en veen in staan.

In de reeks, gerangschikt volgens stijgende inkolingsgraad: turf, zachte bruinkool, harde bruinkool, vlam-vetkolen, ess-magerkolen, antraciet, grafiet, neemt het gehalte aan water en aan vluchtige bestanddelen af, terwijl koolstofgehalte, verbrandingswarmte en volumieke massa toenemen. Zachte bruinkool is lichtbruin, bevat nog cellulose, humuszuren, lignine en bitumen; zij is snijdbaar; de houtachtige vezelige structuur is nog aanwezig; verbrandingswarmte ca. 7,5-12,6 MJ/kg (1800-3000 kcal/kg), watergehalte 60 %—30 %; vluchtige bruinkool.

Harde bruinkool is lichtbruin tot bruinzwart, bevat geen cellulose meer, wel humine, lignine en bitumen; breekt splinterig; verbrandingswarmte ca. 16,7-29,3 MJ/kg (4000-7000 kcal/kg); watergehalte 30 %—10 %; vluchtige bestanddelen 50 %—45 %; koolstofgehalte 70 %-80 %; volumieke massa 1250 kg/m3. Als het inkolingsproces zover gevorderd is, dat er geen lignine en geen oplosbare humine meer aanwezig is, heet de substantie steenkool.

De meeste bruinkool werd gevormd in de geologische perioden Krijt en Tertiair; er bestaan evenwel ook oudere bruinkoolafzettingen die bruinkool bleven, omdat temperatuur en druk niet voldoende stegen. Door temperatuurstijging en verhoging van druk kan bruinkool omgevormd worden tot steenkool, in de nabijheid van een magmatische intrusie. In dagbouw winbare bruinkool komt voor in lagen ter dikte van 4-100 m, bedekt door losse aardlagen. Economisch is de winning dan nog mogelijk bij een verhouding van de dikten van de deklaag tot de bruinkoollaag van (4—6):1; bij uitzondering bij 10:1. Ondergrondse winning komt ook voor (harde bruinkool). De wereldvoorraad bruinkool bedraagt naar schatting 1200 mrd. t, waarvan 775 mrd. t (65 %) ontginbaar.

Maar landen met rijke steenkoolreserves of andere energiebronnen (b.v. VS, Canada) laten de bruinkoolvoorraden voorshands onaangetast. Slechts daar waar andere energiebronnen ontbreken, dan wel de bruinkoolreserves zeer gunstig liggen ten opzichte van industrieconcentraties (b.v. in het bekken van Moskou), wordt zij op grote schaal gewonnen, en dan voornamelijk ten dienste van thermische centrales. Grote bruinkoollagen treft men aan in Noord-Amerika (600 mrd. t), de USSR (in Siberië vele honderden mrd. t), BRD, DDR (47 mrd. t), Tsjechoslowakije (12,5 mrd. t), Australië (40 mrd. t), Zuid- en Oost-Azië. In verband met het grote watergehalte, waardoor kleine verbrandingswarmte, kan bruinkool economisch geen lang transport verdragen. Veredeling door drogen en briketteren (bij een druk van ca. 100 N/mm2 (1000 at), waardoor het watergehalte daalt tot 19 %), maakt transport mogelijk.

Bruinkoolbriketten worden gebruikt voor huisbrand (m.n. in Duitsland), spoorwegen, scheepvaart, industrie. De bitumenrijke bruinkool wordt in de DDR in de chemische industrie verwerkt (verhitting tot 550850 °C waarbij de produkten teer, paraffine, olie, fenol en benzine verkregen worden). De grootste en een nog steeds stijgende hoeveelheid bruinkool wordt in de BRD in zeer grote centrales (met een vermogen van 1000 MW en meer) omgezet in elektrische energie, die door de grote technische vooruitgang van de laatste decennia in de hoogspanningstechniek over grote afstanden kan worden getransporteerd. Men onderzoekt de bruikbaarheid van de warmte van kerncentrales om bruinkool tot rijk gas te vergassen en aldus een zeer economisch gemengd energetisch proces tot stand te brengen.

In de DDR, dat van de grote steenkolenbekkens is afgesneden, dekt de bruinkoolproduktie een zeer belangrijk deel van de energiebehoefte. In Nederland zijn enige, in Zuid-Limburg voorkomende bruinkoollagen tot 1960 ontgonnen geweest; daarna is de produktie echter stilgelegd.

LITT. W.E.Petrascheck, Kohle (1956).