[Eng.], v./m.,
1. (ook: brik), gesloten vierwielig rijtuig met onder een kap koetsiersplaats en ruimte voor vier passagiers gewoonlijk gezeten op twee banken in langsrichting en met een deur aan de achterkant ;
2. in de jazzmuziek de onderbreking van orkest, kwartet enz. voor de solo van een zanger of instrumentalist.
De koetsiersplaats van een break is afgescheiden door een neerklapbaar venster. Zijn de vensters in zijwanden en achterdeur van deze zgn. glazen break vervangen door oprolbare schermen van zeildoek of leer, dan spreekt men van open break. De omnibusbreak of lange brik kan meer passagiers vervoeren.