I. bn., van, in, uit Brabant, in het Noord-ned. spraakgebruik speciaal uit Noord-Brabant: brabants bier; brabants dorp; brabants rijshout, duurzaam rijshout van bepaalde afmetingen, m.n. uit de omstreken van Breda en Roosendaal; Brabantse kant, (diev.) postpapier en enveloppen (om mee te venten); Brabantse cent, Belgische cent; Brabantse muur, bepleisterd schotwerk dat het aanzien van een muur heeft; vroeger veel als kamerscheiding gebruikt; Brabantse ziekte, een runderziekte veroorzaakt door het eten van sojameel dat met trichlooretheen is geëxtraheerd;
II. zn. o., het dialect van Brabant.