Amerikaans taalkundige, *1.4.1887 Chicago, †18.4.1949 New Haven (Connecticut). Bloomfield studeerde Indogermaanse talen en Germaanse filologie.
Hij was hoogleraar germanistiek aan verschillende Amerikaanse universiteiten (Illinois, Ohio, Chicago).Van 1940 tot zijn dood was hij hoogleraar taalwetenschap te Yale. Aanvankelijk was Bloomfield germanist, maar al spoedig breidde hij zijn onderzoek uit tot andere taalfamilies (de Filippijnse talen, later vooral de Algonkintalen). Hoewel zijn beschrijvende en taalvergelijkende werk voor deze terreinen baanbrekend is geweest, zal zijn naam in de geschiedenis der taalwetenschap vooral bewaard blijven door zijn algemeen taalkundig handboek Language (1933), dat enerzijds de resultaten van de bestaande historischcomparatieve methode op heldere wijze samenvatte, anderzijds de grondslag legde voor het behavioristisch getinte descriptieve taalonderzoek, dat in de VS tussen 1942-57 dominant is geworden.
Dit ‘neo-bloomfieldianisme’, dat een deel van Bloomfields denkbeelden op bepaalde wijze uitwerkte, is sindsdien in de VS sterk aangevallen door N. Chomsky. Diens transformationeel-generatieve taaltheorie heeft het neo-bloomfieldianisme als leidend theoretisch model in de VS geheel overvleugeld.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog heeft Bloomfield voor het Amerikaanse leger enige uitstekende leerboeken geschreven. Werken: Tagalog texts with grammatical analysis (1917), Menomini texts (1928), Linguistic aspects of science (1939), Spoken Dutch (2 dln. 1944, 1945). Uitgaven: door C.F.
Hockett, The Menomini language (1962); door C.F. Hockett, A Leonard Bloomfield anthology (1970; met bibliogr.). Een door Bloomfield samengesteld woordenboek van het Menomini is nog niet in druk verschenen.