Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Bloeding

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het bloeden, het uitvloeien van bloed: bloeding van het tandvlees;
2. het uittreden van vocht uit wonden van planten.

GENEESKUNDE.

Bij een slagaderlijke bloeding spuit helderrood bloed ritmisch met de polsslag uit het vat (naar buiten of in een lichaamsholte). Een aderlijke bloeding gaat langzaam, vertoont donkerrood bloed en is alleen bij verwonding van zeer grote aders levensgevaarlijk tot dodelijk (halsader b.v.). De capillaire bloeding (uit haarvaten) is gewoonlijk van zeer geringe omvang, maar kan hardnekkig zijn, zoals het bekende scheerwondje. Bij verwonding van grote bloedrijke organen (lever, milt, nier, long) kan er uit de ontelbare verscheurde haarvaten gezamenlijk tenslotte een zeer grote hoeveelheid bloed wegvloeien, zoveel zelfs dat dit tot de dood kan leiden. De bloeding is uitwendig als het bloed uit een huidwond of een natuurlijke lichaamsopening (mond, neus, oor, anale opening) komt. Bij een inwendige bloeding kan het bloed zich ophopen in een lichaamsholte (borstholte, buikholte, maag en darm) of het komt tussen weefsels of in een orgaan.

Door verscheuring en uiteendringen van de weefsels wordt een met bloed gevulde holte gevormd, waarin het bloed meestal spoedig stolt. Dit veroorzaakt zwelling, vooral opvallend als de bloeding onder de huid plaatsvond; men spreekt dan van een bloedbuil (hematoom).

De meeste bloedingen ontstaan door verwonding: traumatische bloedingen. Echter ook ziekelijke omstandigheden of plaatselijke ziekteprocessen kunnen bloedingen veroorzaken. Ziekte van de vaatwand, in het bijzonder slagaderverkalking, en verhoogde bloeddruk zijn meestal de oorzaak van bloedingen in de hersenen, apoplexie genaamd wegens het neervallen van de patiënt ten gevolge van de plotseling intredende, diepe bewusteloosheid. Andere voorbeelden zijn maagbloedingen door een maagzweer en longbloedingen bij tuberculose of longkanker.

In verreweg de meeste gevallen is een opening in de vaatwand de directe oorzaak van de bloeduitstorting, maar bij haarvaten kan bloed ook door de wand uittreden zonder aantoonbare opening (diapedese). Het betreft meestal kleine bloedingen (soms in groten getale), vooral in huid en slijmvliezen, en zij berusten op ziekte van de haarvaatwand of op gestoorde bloedstolling. In een uitgestorte bloedmassa vinden al spoedig ondergang van de bloedlichaampjes en omzetting van de bloedkleurstof plaats. De massa ondergaat daarbij kleurveranderingen, bekend van onderhuidse bloeduitstortingen, die eerst blauw (blauwe plek) en dan groen en geel doorschemeren.

Het gevaar van een bloeding schuilt vooral in het opgetreden bloedverlies en de snelheid waarmee dit gepaard gaat. Terwijl een verlies van 30% van de totale hoeveelheid (voor een volwassene gemiddeld 5 liter) bloed nog verdragen kan worden, mits langzaam ontstaan, kan een plotseling verlies van 15-20% reeds ernstige gevolgen hebben (de hoeveelheid die gewoonlijk van een donor voor bloedtransfusie afgenomen wordt is ½ liter). Elk bloedverlies brengt een aantal reacties teweeg. De bloeddruk daalt en in ernstige gevallen raakt de patiënt in onmacht.

Door samentrekken van de bloedvaten, waardoor huid en slijmvliezen zeer bleek worden, tracht het lichaam het nog beschikbare bloed zo gunstig mogelijk te verdelen over de voor het leven essentiële organen, zoals de hersenen. Horizontale ligging en opwekkende middelen zullen dit effect ondersteunen. Voorts zal zeer snel de bloedhoeveelheid aangevuld worden met vocht uit de weefsels, gevolgd door grotere aanmaak van bloedlichaampjes in de loop van de volgende dagen of weken. Het bloedverlies kan ook enkele uren na het ontstaan nog aanleiding geven tot de ontwikkeling van een levensgevaarlijke toestand (shock). De overgebleven en eventueel met weefselvocht reeds aangevulde hoeveelheid bloed is dan niet toereikend voor het op gang houden van een doeltreffende bloedsomloop.

Aderlijke en capillaire bloedingen stoppen in de regel door stolling van het bloed en dichtvallen van de vaten vanzelf, maar ook een bloeding uit een niet te grote slagader stopt meestal vanzelf als gevolg van bloeddrukdaling, samentrekking van het vat, inrollen van de gescheurde vaatwand en stolling van het bloed. Onverwijlde behandeling van grote arteriële bloedingen door dichtdrukken van het spuitende vat of de toevoerende slagader of door omsnoering van het lichaamsdeel boven de wond, kan levensreddend zijn. Het EHBO-onderwijs omvat een aantal snel toe te passen en doeltreffende handgrepen om alle belangrijke slagaders dicht te drukken of af te klemmen. Hierbij dient echter te worden opgemerkt dat de meeste leken (ook EHBO’ers) een slagaderlijke bloeding vaak niet kunnen onderscheiden van een aderlijke bloeding: niet elke slagaderlijke bloeding heeft een spuitend karakter; de slagader moet zeer dicht onder de wondoppervlakte liggen om een vrij ‘spuitveld’ te hebben. In de praktijk betekent dit dat veel te veel bloedingen worden behandeld met afbinden. Is de bloeding een aderlijke bloeding dan zal het bloedverlies alleen maar toenemen: het onder vrij hoge druk staande slagaderlijke bloed kan de afbinding nog wel passeren, maar de aderlijke circulatie is afgebonden met het gevolg dat het veneuze bloed in steeds sterkere mate uit de wond stroomt.

In het algemeen is bij elke bloeding een compressieverband het beste middel dat leken ter beschikking staat. Definitieve behandeling zal daarna operatief door hechting of onderbinding van de slagader moeten gebeuren.

Bloeding in een holte (neus) kan gestelpt worden door een tamponnade, waarbij de holte stevig met gaas wordt opgevuld en druk de bloeding tot staan brengt. Gebruik van bloedstollingsbevorderende middelen (hemostyptica of hemostatica) kan wel van nut zijn, vooral als de stelping ongewone moeilijkheden biedt. Dreigende shock ten gevolge van het bloedverlies wordt behandeld met bloed- of plasmatransfusie. [W. van Westering]. PLANTKUNDE. Bloeding is vooral opvallend bij houtachtige gewassen, maar komt niet in elk jaargetijde evenveel voor. In het algemeen is bloeding in de gematigde luchtstreek in het vroege voorjaar het sterkst; zeer bekend is zij vooral bij de wijnstok en de berk.

De hoeveelheid vloeistof die voor de dag komt, is gewoonlijk het grootst bij wonden die onder aan de stam gemaakt worden en aangezien de wortels in dit geval het vocht naar boven persen, spreekt men van worteldruk. De vloeistof komt te voorschijn uit het houtlichaam en meer bijzonder uit de houtvaten (zie vat). De worteldruk is meestal kleiner dan 1 atmosfeer, soms groter. Het bij de bloeding uittredende vocht bestaat voornamelijk uit water waarin zeer geringe hoeveelheden anorganische stoffen zijn opgelost. Alleen in het voorjaar vindt men er ook organische stoffen in, vooral suikers. De hoeveelheid van die suikers kan zo groot zijn, dat zij technisch gebruikt wordt, hetzij in die vorm (ahornstroop in Noord-Amerika), of na gisting (berkewijn). [dr.

L. Anker].

< >