m. (-s)
1. elektrische ontlading die tussen de wolken onderling of tussen de wolken en de aarde tot stand komt tijdens een onweersbui; het vuur des hemels: de bliksein treft, slaat in (in een gebouw); de bliksein was niet van de lucht, het lichtte voortdurend; zo snel als de bliksein, verbazend snel; als de bliksein, krachtterm: onmiddellijk, zo gauw mogelijk; als door de bliksein getroffen, met één slag (geveld); (ook) overdonderd, sprakeloos;
2. (fig.) uiting van toorn of ongenade, m.n. banvloek: de bliksein van het Vaticaan, excommunicatie;
3. als krachtterm: wat -!; loop naar de bliksein!; ik geef er geen bliksein om; je krijgt er geen bliksein van, totaal niets; vooruit, voor de bliksein!; iemand naar de bliksein jagen, zijn leven, zijn toekomst bederven; (ook) afsnauwen; alles is naar de bliksein, verloren, bedorven;
4. kerel, vent: het is een gemene bliksein (ook bliksemskind), een deugniet; een arme bliksein, arme drommel;
5. lichaam: iemand op zijn geven;
6. flauwe, slappe kost: hete bliksein, gestoofde aardappelen met appels en vlees; (gemeenz.) hitsig persoon; blauwe bliksein, in water gekookte meelbrij;
7. (godsdiensthistorisch) zie donder en bliksem.
WEERKUNDE.
Dat de bliksem een elektrisch verschijnsel is, werd reeds in het midden van de 18e eeuw door B. Franklin met zijn beroemd geworden proef met een vlieger aangetoond.
De bliksem kan zich over vele km lengte uitstrekken. Gegevens over het verloop van de bliksem in de lucht zijn uitsluitend langs fotografische weg verkregen. De eerste foto’s werden met vast opgestelde camera’s gemaakt; deze geven vrijwel geen uitsluitsel over de aard van de ontlading. Alleen is uit de richting van de vertakkingen afgeleid dat de ontlading zich van de wolk naar de aarde ontwikkelt. Om deze reden meende men aanvankelijk ook dat de aarde in de regel de negatieve pool vertegenwoordigt, dus dat de richting van de elektrische stroom naar beneden is gericht. De foto’s die met roterende camera’s zijn genomen, hebben veel belangrijkere resultaten opgeleverd.
Uit de op deze wijze verkregen foto’s is afgeleid dat het verschijnsel, dat het oog als één enkele bliksem ziet, bestaat uit een aantal snel op elkaar volgende deelontladingen. Gemiddeld is dit aantal slechts klein. Het bleek dat de deelontladingen elkaar met korte tussenpozen door hetzelfde kanaal opvolgen.
Later zijn zeer vele opnamen gemaakt met de camera van Boys. Deze camera heeft twee lenzen die gelijktijdig een opname van de bliksem maken. De lenzen bewegen zich in tegengestelde richting, waardoor het ene beeld naar links en het andere naar rechts wordt verschoven. Ook bestaat er een camera waarbij de lenzen stilstaan en de film beweegt. Zo ontstaan twee beelden waarmee het verloop van de bliksem in tegengestelde richtingen zichtbaar wordt gemaakt. Uit de combinatie van beide afbeeldingen zijn conclusies te trekken over richting en snelheid van de bliksem. Eerst beweegt zich een zwak licht van de wolk naar de aarde; zodra de aarde is bereikt, beweegt zich een veel krachtiger licht in omgekeerde richting, dus van de aarde naar de wolk.
Uit een nadere bestudering van de opnamen met de camera van Boys bleek, dat de bliksem steeds wordt ingeleid door een zwakke voorontlading, die in verreweg de meeste gevallen van de wolk naar de aarde beweegt. De snelheid hiervan bedraagt gemiddeld het twee duizendste deel van die van het licht. Deze uiterst zwakke voorontlading wordt op de voet gevolgd door een tweede ontlading, die zich door hetzelfde kanaal met schokken voortbeweegt en de eerste ontlading telkens inhaalt. De snelheid van iedere ‘schok’ is ca. 3 % van de snelheid van het licht, de tijd tussen de schokken loopt uiteen van 20—90 microseconden (1 microseconde is het miljoenste deel van een seconde). De lengte van een schok loopt uiteen van 20—200 m; het aantal schokken kan honderd en meer bedragen. Nadat de voorontlading de aarde tot op korte afstand (enkele m tot enkele tientallen m) is genaderd, wordt aan uitstekende delen van het aardoppervlak de veldsterkte zo groot, dat ook hier voorontladingen ontstaan die het zich verder ontwikkelende kanaal als het ware tegemoet groeien.
Is het contact tussen beide tot stand gebracht, dan volgt een zeer krachtige ontlading die met grote lichtintensiteit en met zeer grote en vrijwel eenparige snelheid (gemiddeld ca. 10 % van de lichtsnelheid) zich van de aarde naar de wolk beweegt. Dit is de hoofdontlading. De lichtintensiteit hiervan neemt van onderen naar boven toe af, vooral in die punten waarin vertakkingen beginnen. De zijtakken schijnen een aanzienlijk percentage van de hoofdontlading op te nemen.
Na verloop van tijd is de hoofdontlading gedoofd, waarmee de eerste deelontlading van de bliksem voorbij is. Daarna volgen in de regel met korte tussenpozen meer deelontladingen, alle voorafgegaan door zwak lichtende voorontladingen van de wolk naar de aarde, die, zodra zij de aarde hebben bereikt, weer worden gevolgd door een krachtige hoofdontlading van de aarde naar de wolk. Alleen de eerste voorontlading beweegt zich met schokken, alle volgende voorontladingen bewegen zich met vrijwel een zelfde snelheid (gemiddeld het honderdste deel van de lichtsnelheid) van de wolk naar de aarde.
Men vermoedt dat de hoofdontlading als volgt tot stand komt: door de voorontlading wordt een sterk elektrisch veld naar de aarde gedreven waar dan een grote hoeveelheid lading wordt geïnduceerd. Zodra de voorontlading de grond bereikt, stort dit veld ineen; de geïnduceerde positieve lading komt vrij en stroomt door het kanaal naar de wolk weg. In de meeste gevallen is de wolk de negatieve pool; de verdeling van de elektrische ladingen in de wolk kan echter zeer ingewikkeld zijn.
Uit metingen van de elektrische veldsterkte onder de onweerswolk is gebleken, dat deze als regel niet sterk toeneemt, zelfs niet korte tijd voordat de bliksem ontstaat. Daaruit volgt dat de bliksem nooit kan worden vergeleken met de ontlading tussen twee elektroden waartussen een groot verschil in potentiaal bestaat. Het elektrische veld in de atmosfeer bereikt dus alleen plaatselijk een veel grotere waarde en de op die plaats ontstane ontlading is zelf de oorzaak van haar verdere groei. De stroomsterkte in de hoofdontlading van de bliksem neemt zeer snel toe tot een maximum is bereikt; daarna neemt zij met aanmerkelijk kleinere snelheid af (stootstroom). De tijd die de bliksem nodig heeft om de grootste stroomsterkte te bereiken, bedraagt 1 weerkunde. dat de bliksem een elektrisch verschijnsel is, werd reeds in het midden van de 18e eeuw door b. franklin met zijn beroemd geworden proef met een vlieger aangetoond. 10 miljoenste seconde. Vroeger heeft men aangenomen dat de bliksem een zich periodiek bewegend verschijnsel is, ervan uitgaande dat de ontlading tussen twee geladen geleiders plaatsheeft.
Uit genoemde metingen blijkt duidelijk dat deze opvatting niet houdbaar is. De wolk bestaat uit waterdruppels of ijsdeeltjes en de elektrische lading is daaraan gebonden. De wolk is dus niet een geladen geleider, maar een geladen isolator.
Langs verschillende wegen heeft men de grootste stroomsterkte van de bliksem kunnen meten. Daarbij is uiteraard ook de richting van de stroom van belang. De elektrische stroom zal ijzer en ijzerhoudende voorwerpen en gesteenten, die bij inslag getroffen worden, magnetisch kunnen maken. Met een magneetje is het mogelijk de plaatsen van inslag te bepalen, evenals de richting van de stroom in de bliksem. Ook zijn dan aanwijzingen over de sterkte van de stroom te verkrijgen. Nauwkeuriger kan gemeten worden door gebruik te maken van de masten van hoogspanningslijnen. Deze worden vrij dikwijls getroffen door de bliksem en als een mast goed geleidend met de aarde is verbonden (waarvoor bij de bouw steeds zo goed mogelijk wordt gezorgd), zal de gehele lading door de getroffen mast naar de aarde wegvloeien.
Met behulp van stalen staafjes met een groot remanent magnetisme heeft men de maximale waarde van het veld, dat de elektrische stroom door de mast heeft veroorzaakt, kunnen vastleggen. Uit deze metingen is gebleken, dat stroomsterkten tussen 30000 en 60000 A vrij vaak voorkomen. De grootste in Europa gemeten waarde bedraagt ca. 120000 A, de grootste ooit gemeten stroomsterkte ca. 250000 A. Andere metingen bevestigen de cijfers die met de genoemde stalen staafjes werden verkregen. Bovendien bleek nog dat in vele gevallen nadat de stootstroom voorbij was in het kanaal van de ontlading een stroom bleef vloeien met een sterkte die uiteenliep van enkele tot enkele honderden A. Deze stroom duurt totdat de volgende deelontlading begint.
Laboratoriumonderzoek wees uit dat juist deze stroom de oorzaak is van brand bij blikseminslag. De grote stroomsterkte gedurende korte tijd heeft in de eerste plaats een vernieende en explosieve werking, maar geeft veel minder aanleiding tot brand. Om deze reden maakt men in Engeland dan ook onderscheid tussen ‘hot lightning’ en ‘cold lightning’.
Behalve over de sterkte van de stroom heeft men ook over de richting van de stroom tal van gegevens verkregen: gebleken is dat in verreweg de meeste gevallen negatieve elektriciteit van de wolk naar de aarde wordt overgebracht; men spreekt dan van een negatieve bliksem. Indien de wolk positieve elektriciteit bevat in plaats van negatieve, zijn de verschijnselen analoog; ook bij de positieve bliksem groeit de ontlading van de wolk uit. Alleen in bepaalde gevallen kan het kanaal van de aarde af naar boven groeien; als sterk geladen wolken zich over hoge bergtoppen of torens bewegen, kan het veld boven deze hoge punten zo sterk worden dat de aan het aardoppervlak geïnduceerde elektrische lading gaat sproeien (zie sint-elmusvuur), hetgeen de inleiding kan zijn tot een ontlading die zich van de aarde naar de wolk beweegt.
Het spectrum van de bliksem is een lijnenspectrum, waarin behalve de spectraallijnen van stikstof ook (zwakker) die van zuurstof en waterstof voorkomen. De kleur van de bliksem is hoofdzakelijk wit, maar ook dikwijls blauw tot paars, minder vaak geel tot rood getint. Dit verschil zal vermoedelijk verband houden met de temperatuur tot welke de lucht in het kanaal dat de bliksem vormt, wordt verhit. [dr.H.ten Kate]
LITT. J.A.Chalmers, Atmospheric electricity (1967).
GODSDIENSTGESCHIEDENIS. Bliksem wordt dikwijls als goddelijk vereerd zowel om zijn vruchtbaarheidschenkend als om zijn vernietigend karakter. Soms is er sprake van een aparte godheid van de bliksem (b.v. Jupiter fulgur en in het oude Indië Agni, de god van de bliksem en van het vuur in het algemeen). Adad wordt voorgesteld door een bundel van bliksems. [prof.dr.D.J.Hoens].