m. (mv.), kleine vlinders met goed ontwikkelde sprieten en veelal nachtelijke levenswijze.
De rupsen van bladrollers, Tortricidae (familie Microlepidoptera), leven in opgerolde, bijeengesponnen bladeren (vandaar de naam), in zaden, vruchten, stengels of wortels. Zeer schadelijk zijn de appelbladrollers (Carpocapsa pomonella), de rups van ‘worm’-stekige appelen en peren, de pruimebladrollers (Graptolitha funebrana), de erwtebladrollers (G. nebritana) en de druivebladrollers (Conchylis ambiguella). De bladrollers in ruimere zin zijn insekten die bladeren hetzij in de lengte, hetzij in de breedte oprollen, om een beschutte en voedselrijke plaats aan de larven te verschaffen. Bladrollers komen ook bij andere insekten voor, b.v. onder de snuitkevers en bladhaantjes.