Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Bitumen

betekenis & definitie

o. (-tumina),

1. benaming voor uiteenlopende fossiele stoffen, die in vaste, vloeibare of gasvormige toestand in de natuur voorkomen en vnl. uit koolstof en waterstof bevattende verbindingen bestaan met daarnaast nog zuurstof, stikstof en zwavel;
2. (bij schilders) verf bestaande uit gemalen asfalt in sterk drogende lijnolie.

Het zijn vooral de aardkundigen, die de gegeven ‘wijde’ definitie hanteren. In de techniek heeft het begrip een nauwere omgrenzing tot vaste of halfvaste substanties ondergaan, maar worden naast de natuurlijke ook de uit steenkool(-teer) (teerbitumen) en -»-petroleum (-»-asfaltbitumen) bereide stoffen daaronder gevangen. In de techniek, resp. de technische normalisatie wordt het begrip soms nog nader ingeperkt, door als bitumen te beschouwen het, na voorzichtige destillatie van bepaalde asfaltbitumen bevattende aardoliesoorten en verwijdering van lichte en zware olie, overblijvende residu. Een dergelijke definitie ziet over het hoofd, dat bitumen (hier asfaltbitumen) ook kan worden gewonnen door:

1. extractie van natuurasfalt (een mineraal) met zwavelkoolstof;
2. extractie (precipitatie) van zware minerale olie met vloeibaar propaan;
3. een analoge extractie van het onder
2. genoemde uitgangsmateriaal door middel van het duo-sol-proces. Het kenmerk van al de in de techniek uit aardolie winbare asfaltbitumina is, dat ze in zwavelkoolstof oplosbaar zijn, niet aangetast worden door water, zouten, alkaliën en verdunde

zuren, goede kleefkracht hebben en waterafstotend zijn.

LITT. Engler-Höfer, Das Erdoel (2e dr. 1932); DIN 55946 Bituminöse Stoffe, Begriffe (1957); C. Zerbe, Mineraloele und verwandte Produkte (1969).

< >