m. (-en), oorlog ter bevrijding van een land of volk; bij uitbreiding: de burgeroorlog die uitbreekt als een volk zich wil losmaken uit een bepaald staatsverband of zich wil ontdoen van een bepaald regime waaronder het gedwongen is te leven.
Voorbeelden van bevrijdingsoorlogen zijn in onze tijd b.v. de strijd om een koloniale afhankelijkheid te verbreken en de strijd tegen een apartheidsregime, maar er zijn ook andere gevallen denkbaar: in de VN-resoluties wordt naast ‘colonial’ ook ‘alien domination’ genoemd.
In de tijd waarin het gevestigde gezag gezien werd als een eigen recht van de vorst, hem toekomend bij de gratie Gods, was er voor het eigen recht van volken minder ruimte: het recht van opstand ontstond pas als de vorst zich misdroeg en Gods gerechtigheid schond. In het Wilhelmus werd zo de opstand tegen Spanje gerechtvaardigd. In Wilsons 14 punten kwam ook voor: het recht van zelfbeschikking van de volken, maar deze gedachte werd slechts toegepast om de Donaumonarchie in stukken te breken. Na de Tweede Wereldoorlog werd het zelfbeschikkingsrecht van de volken globaal erkend: in het VN-Handvest is slechts sprake van het ‘beginsel’ van zelfbeschikking, in de Mensenrechtenconventies van 1966, art. 1, reeds van het ‘recht’ op zelfbeschikking van de volken. De groeiende erkenning van dit aan de volken toekomend recht ging gepaard met een toenemende afkeer van de koloniale verhouding, die door de VN in 1960 onrechtmatig werd genoemd.
Het dekolonisatieproces voltrok zich daarna in enkele jaren. In de schaarse gevallen waarin de koloniale verhouding een tijdlang gehandhaafd bleef, zoals door Portugal, werd geleidelijk door de VN het recht erkend om zelfs met geweld voor bevrijding te strijden. Ook tegen apartheid bevrijdingsoorlog door de VN als een internationaal misdrijf gebrandmerkt bevrijdingsoorlog mag volgens de VN-resoluties met geweld de strijd tot bevrijding 'gevoerd worden. Deze klimaatsverandering in de wereld heeft de opstandigheid van de onderdrukte volken bevorderd.
Men ondergaat meer en meer de koloniale en de apartheidsverhouding als ondraaglijk onrecht. De bereidheid tot actie over te gaan wordt mede bevorderd door de grotere kans van slagen, nu de buitenwereld aanmoedigt en steun belooft. De bevrijdingsoorlogen in GuineeBissau, Angola en Mozambique hebben geleid tot een regeringswisseling in Portugal, op grond van het inzicht dat Portugal die strijd niet zou kunnen winnen, zoals De Spinola in zijn boek Portugal e o futuro aantoonde.
Een moeilijkheid bij de toepassing van het zelfbeschikkingsrecht van volken ligt allereerst in de vraag: wanneer is van ‘een volk’ sprake? In het geval van overzeese koloniale gebieden is die vraag gemakkelijker te beantwoorden dan in het geval van de Russische koloniale uitbreidingen in Azië, die aansloten aan het moederland. Een tweede vraag is, in welke omstandigheden gezegd kan worden dat een volk het recht heeft zijn vrijheid met geweld te verwerkelijken. Naar het nationaal recht van een staat is de opstandige schuldig aan het misdrijf hoogverraad.
Volgens het volkenrecht is de erkende ‘freedom fighter’ geen misdadiger, maar een vijand, die als vijand behandeld moet worden (bij gevangenschap geen bestraffing wegens de opstandigheid, maar een positie als krijgsgevangene). Het is de Algemene Vergadering van de VN, die de laatste jaren tot erkenning van vrijheidsbewegingen is overgegaan, en de leden van de VN heeft aanbevolen bepaalde uitingen van vrijheidsstrijd te steunen. Het gaat daarbij steeds om gevallen van massale schending van mensenrechten (koloniale overheersing, apartheid).
De erkenning van het recht van een volk om te strijden voor zijn vrijheid kan botsen met het bestaansrecht van de staat waarvan zo’n volk deel uitmaakt. Daar vroeger koloniën ontstonden uit de toevallige machtssfeer van de Europese staten, en de jonge staten meestal niet anders zijn dan de onafhankelijk geworden kolonies, is het duidelijk dat in Afrika bepaalde stammen tot onafhankelijke staat zouden willen worden (b.v. de Ibo’s in Biafra). De Afrikaanse staten echter, evenals de regionale Organisatie van Afrikaanse Eenheid, prefereren handhaving van de historisch gegroeide toestand, daar zij anders eindeloze strijd voorzien. Het recht van zelfbeschikking van volken wordt hier achtergesteld bij de algemene handhaving van de vrede. De spanning tussen de erkenning van het recht van staten en het recht van volken komt ook duidelijk tot uiting in de Declaratie 2625 (XXV), door de Algemene Vergadering aanvaard bij het 25-jarig bestaan van de VN.
Het gaat in de Declaratie over de rechtsbeginselen van de vriendschappelijke betrekkingen en samenwerking tussen de staten. In verband met het recht van zelfbeschikking van volken wordt daarin gesteld, dat dit recht niet mag leiden tot aantasting van een onafhankelijke staat waarvan de regering de gehele bevolking werkelijk representeert. Het recht van volken om zich zo nodig gewelddadig te bevrijden van politieke overheersing is moeilijk te verenigen met de Brezjnjev-doctrine, volgens welke leden van het Sovjetblok door dat blok gedwongen kunnen worden om het juiste communistische pad te blijven bewandelen (militaire overweldiging van Tsjechoslowakije in 1968). Van 1945—75 hadden meer dan 100 oorlogen plaats, waarvan slechts ongeveer een vijfde deel bestond uit internationale oorlogen.
Bij de burgeroorlogen was in het merendeel van de gevallen sprake van bevrijdingsoorlogen. [prof.mr.B.V.A.Röling]
Litt. H.Eckstein, Internal war; problems and approaches (1964); N.Rosenau (red.), International aspects of civil strife (1964); B.V.A.Röling (red.), Opstand en revolutie (1965); B.V.A.Röling, Volkenrecht en vrede (1973).