Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 26-08-2021

Beslissingstheorie

betekenis & definitie

v. (-ën), tak van onderzoek die zich bezighoudt met het uitwerken van de logica van het beslissen.

De beslissingstheorie, ook: beslissings logica (decision theory), tracht criteria, aanwijzingen en gezichtspunten te formuleren voor optimale keuzen in situaties waar beslissingen gevraagd worden en staat tegenover het empirisch onderzoek van feitelijk keuzegedrag (leertheorieën, politicologische bestudering van stemgedrag enz.). Historisch vindt de beslissingstheorie haar achtergrond o.a. in analyses van rationeel kiezen binnen de economische wetenschap, alsmede in de in 1944 door Von Neumann en Morgenstern geïntroduceerde speltheorie. Belangrijk waren ook allerlei (o.a. militaire) ingewikkelde beslissingsproblemen waarmee men zich tijdens de Tweede Wereldoorlog geconfronteerd zag.

Beslissingsproblemen doen zich daar voor, waar iemand (dat kan naast een individu ook een groep zijn) zich voor een situatie geplaatst ziet waarin diverse, elkaar uitsluitende handelingsmogelijkheden met verschillende (ketens van) gevolgen bestaan, terwijl er gehandeld moet worden. De beslissingstheorie onderscheidt drie typen van situaties (en daarmee drie soorten beslissingen):

1. situaties waarbij het handelend subject de handelingsmogelijkheden alsmede de daaraan verbonden gevolgen meent te kunnen overzien;
2. situaties waarbij de handelende een dergelijk inzicht niet bezit, maar toch aan de consequenties van verschillende handelingsalternatieven bepaalde waarschijnlijkheden verbindt;
3. situaties die hem zo ondoorzichtig zijn, dat hij geheel niet in staat is de gevolgen van zijn mogelijke handelwijzen ook maar met een zekere waarschijnlijkheid te voorzien. Met deze situaties corresponderen resp. beslissingen onder zekerheid, onder risico en onder onzekerheid. De hier gehanteerde waarschijnlijkheden (zekerheid, onzekerheid) zijn van subjectieve aard, d.w.z. hebben betrekking op de wijze waarop de situatie door de handelende wordt gezien en beoordeeld, niet zoals zij objectief is. Naast dit subjectieve waarschijnlijkheid begrip is het tweede centrale begrip van de beslissingstheorie dat van het (ook weer subjectieve) nut, d.w.z. dat iedere rationele beslissing een (liefst gemetriseerde) orde van preferenties (nuts- of utiliteitsfunctie) veronderstelt, waaraan de verschillende handelingsuitkomsten gemeten kunnen worden. Bij beslissingen onder zekerheid vloeit uit de gegevenheid van voorkeurs schaal en informatie over de situatie op zekerheid basis de keuze voor een bepaalde handeling direct voort, diegene nl. waarbij het nut zo groot mogelijk is. Bij beslissingen onder risico volgt men doorgaans de zgn. regel van Bayes, die voorschrijft die handeling te kiezen, waarbij de nuts verwachting maximaal is. Ook voor beslissingen onder onzekerheid heeft men gepoogd rationele keuze principes te formuleren, zoals het zgn. maximin- en het maximaxprincipe. Het eerste oriënteert zich aan de ongunstigste mogelijkheid (is daarmee uitdrukking van een pessimistische of over voorzichtige instelling), en schrijft die handeling voor die tot het van daaruit gezien maximale nut voert. Omgekeerd gebiedt het (van een optimistische instelling getuigende) maximax principe juist, slechts voor die handeling te opteren, waarvan het gunstigste resultaat tenminste even goed is als dat van andere handelingsmogelijkheden.

Beide principes kunnen slechts onder bepaalde omstandigheden, d.w.z. in situaties van bepaalde signatuur, als explicitering en precisering van rationele keuze strategieën beschouwd worden. Naast de genoemde zijn dan ook nog andere principes voor rationele keuze onder onzekerheid voorgesteld, zonder dat dit (vooralsnog) tot een algemeen aanvaard

rationaliteit criterium voor deze klasse van beslissingen geleid heeft. [prof.dr.G.A.van der Wal]

Litt. R.C.Jeffrey, The logic of decision (1965); N. Rescher (red.), The logic of decision and action (1967), W.Stegmüller, Probleme und Resultate der Wissenschaftstheorie und Analytische Philosophie, I (1969), iv (1973); M.D.Davis, Inleiding tot de speltheorie (1973).