o. (-en),
1. punt waarin de beeldvormende lichtstralen bijeenkomen; met elk punt van het afgebeelde voorwerp correspondeert een beeldpunt en alle beeldpunten te zamen vormen het beeld;
2. elk van de punten waaruit het beeld op een tv-ontvanger is opgebouwd .
Een televisiebeeld kan niet in één keer overgebracht worden zoals een foto, maar alleen doordat men een beeld in een aantal afzonderlijke punten verdeelt en deze punt voor punt, na elkaar, met de juiste helderheid aan de ontvanger toevoert. De ontvanger heeft als taak deze punten weer op de juiste plaats tot één beeld op te bouwen. Door de traagheid van het oog zien we geen beeldpunten maar een totaal beeld. De grootte van het beeldpunt wordt bepaald door de afstand van de horizontale lijnen. De 625 lijnen komen bij een grootbeeld-tv op het scherm met een hoogte van 400 mm. De doorsnede van een beeldpunt mag dan maximaal 400/625 mm= 0,64 mm zijn.