Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2019

Autoweg

betekenis & definitie

m. (-en), verkeersweg waarvan volgens het Ned. Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens slechts gebruik gemaakt mag worden door bestuurders van motorvoertuigen die met een grotere snelheid dan 40 km/h mogen en kunnen rijden.

Het is verboden op een autoweg een motorvoertuig tot stilstand te brengen, behalve op parkeerplaatsen; in geval van noodzaak geldt het verbod niet voor de vluchtstrook.Het is verder verboden op een autoweg te keren, achteruit te rijden of enig gebruik van de middenberm (indien aanwezig) te maken. Zonder noodzaak mogen zich op een autoweg geen voetgangers (b.v. lifters) bevinden, behalve op parkeerplaatsen.

De autoweg kan uitgevoerd zijn met een rijbaan voor het verkeer in beide richtingen of met twee, door een middenberm gescheiden, rijbanen (elk van minimaal twee rijstroken). Aansluitingen en kruisingen kunnen ongelijkvloers zijn, maar zijn meestal gelijkvloers uitgevoerd. In enkele gevallen zijn gedeelten van autosnelwegen, waarin nog een gelijkvloerse aansluiting voorkomt, als autoweg aangeduid. Autowegen kunnen zijn voorzien van doorgaande vluchtstroken maar behoeven deze niet te hebben. In dit geval moeten zij op regelmatige afstanden zijn voorzien van vluchthavens. Particuliere uitwegen op de hoofdrijbanen worden niet toegestaan. Voor het langzame verkeer zoals fietsers, bromfietsers en landbouwverkeer, en voor het opvangen van particuliere uitwegen worden over de noodzakelijke lengten parallelwegen aangelegd.

< >