m. (-s-generaal), oorspronkeaudiovisuele middelen. Compact gebouwde televisieapparatuur voor gebruik in een leslokaal lijk hoogste auditeur, toegevoegd aan de opperbevelhebber van een leger, die allengs grote zelfstandigheid kreeg en ook fungeerde als het leger niet te velde was.
In de Noordelijke Nederlanden verdween de functie in 1588, toen als openbaar aanklager een advocaat-fiscaal werd aangesteld.
In België is de auditeur-generaal nog steeds iemand die een hoge functie heeft bij de rechterlijke macht, nl. het hoofd van het OM bij het Militair Gerechtshof; hij heeft tevens toezicht over de krijgsauditeurs en hun substituten die hun ambt onder zijn gezag uitoefenen. De auditeur-generaal wordt benoemd door de koning en bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie voor het opsporen en vaststellen der misdrijven die onder zijn bevoegdheid ressorteren; hij heeft het recht daartoe eveneens de bijstand te vorderen van de andere althans ondergeschikte officieren van gerechtelijke politie.
Ook de auditeurs die bij de Raad van State aan het onderzoek der zaken deelnemen staan onder leiding van één hunner, aan wie de koning de titel verleent van auditeur-generaal. Deze hogere ambtenaar houdt tevens toezicht over de bedrijvigheid der leden van het bureau, belast met de coördinering der wetten, organieke koninklijke besluiten en der verscheidene reglementaire bepalingen van algemene aard in werking in België.