[Lat. Arduenna silva, het Arduenna bos, zie Keltisch ardu, hoog], in (toeristische) omgangstaal heel Zuid-België ten zuidoosten van Samber-Maas, geografisch echter de streek die in het noorden begrensd wordt door de midden-devonische ‘kalksteenribbel’, die de zuidoostrand van de Fagne en Famenne afzoomt (langs de gem.
Chimay, Couvin, Beauraing, Wellin, Aywaille en de Vesder) en in het zuiden door de mesozoïsche gesteenten van Belgisch Lotharingen. De Ardennen zetten zich voort, enerzijds in Frankrijk (Ardennes), anderzijds in het groothertogdom Luxemburg (Oesling) en in Duitsland (Eifel).Morfologie en tektoniek stemmen in zoverre overeen, dat het voornamelijk uit cambrosilure kwartsieten en fyllieten gevormde anticlinorium tussen de hercynische bekkens van Namen (in het noorden) en dat van de Eifel (in het zuiden) dagzoomt in de massieven van Rocroi, Serpont en Stavelot en ook enigszins samenvalt met de topzones van deze in het Jong-Tertiair omhooggerezen en aan verjongde erosie onderworpen schiervlakte (stijgend van zuidwest naar noordoost: Rocroi 389 m, Croix Scaille 505 m, Saint-Hubert 589 m, Baraque Fraiture op Plateau des Tailles 652 m, Baraque Michel 675 m, Botrange op -»-Hoge Venen 694 m). De aangrenzende zuidelijke flank van het Bekken van Namen en de noordelijke flank van het Bekken van de Eifel bestaan uit zandsteen en schiefer van het Onder-Devoon, zonder kalksteenlagen; in het noorden daalt het niveau tot 300 m, in het zuiden tot 400 m, terwijl Maas, Semois, Lesse, Ourthe en Amel het ‘hoogplateau’ verbrokkelen en vooral aan de randen diep hebben ingesneden (toeristisch aspect). In tegenstelling tot de diepe en dikwijls moerassige bodems van de topzones (Hoge Venen, thans weiden) zijn de randen meer gedenudeerd en met bossen bezet.
Het klimaat is er ruwer dan elders in België, vooral in de winter (drie graden kouder dan aan de kust in jan., 110 vorst-, 30 sneeuwdagen); bovendien leveren 200 dagen met neerslag 1 a 1,5 m neerslag in totaal.
Met 1/3 gedeelte bos blijven de Ardennen een belangrijke houtleverancier. Bij de landbouwgronden overweegt de weideoppervlakte (1853,70 km2 of 81 % van de landbouwoppervlakte). In de landbouwstreek Ardennen zijn de graangewassen (vnl. zomergerst en haver) nog van betekenis (23 %). Tabak in de Semoisvallei. Andere, meestal zeer lokale middelen van bestaan zijn leisteenontginning (in de vallei van de Semois, Salm, Vierre, Sauer en in de Rièzes), ledernijverheid (vooral vroeger in het oosten), papier (Malmédy), vleeswaren (ham en worsten) en vooral het toerisme. Dit bleef lang beperkt tot de randgebieden, de valleien, nl. Amel (Amblève), Maas, Lesse, Ourthe, Semois en de stadjes, zoals Spa, La Roche en recenter Bastenaken.
Op dit ogenblik kent het toerisme (Nederlanders vormen een vaste groep vreemdelingen) een algemene verspreiding, o.a. dank zij de ontwikkeling van camping en tweede woning. De verbeterde verkeersontsluiting vooral van Brussel uit en Luik leidde aldus tot een sterke ontwikkeling van het weekend-toerisme (met o.a. culinaire aspecten). Recent werden ook pogingen tot industrialisatie ondernomen (o.a. industriepark Libramont). De bevolkingsdichtheid is klein (25—50 inw./km2): ondanks een voor België hoge vruchtbaarheid en permanent geboortenoverschot loopt de bevolking er algemeen sedert 1900 (lokaal sedert 1860) wegens de sterke emigratie achteruit. Alleen de Ardennen opvallend kleine Ardennen stadjes ontsnappen aan deze tendens, maar slagen er ondanks hun groeiende dienstverlenende functie niet in de Ardennen economisch te activeren. Alleen Eupen (15000) dat duidelijk excentrisch ligt en bij andere streken aansluit heeft een sterkere dynamiek (metaalindustrie, voeding, textiel).
LITT. P.Macare en J.Alexandre, Géomorphologie de l’Ardenne (1958).
GESCHIEDENIS. In de vroege middeleeuwen komen de aardrijkskundige begrippen Ardennen of Ardennerwoud en de administratieve omschrijving pagus ardennensis of Ardennergouw voor. De gouw was veel kleiner dan het Ardennerwoud (begrensd in het westen door de Maas, in het oosten door de Eifel, in het noorden door de Vesder, in het zuiden mogelijk door Chiers en Moezel, in elk geval minstens door Alzette en Süre). De gouw (eerste vermelding 839) werd door het verdrag van Meersen (870) in twee graafschappen gesplitst, een noordelijk (met als belangrijke plaatsen Vielsalm en de abdij Stavelot) en een zuidelijk (met Bastenaken en de abdij Saint-Hubert). Laatstgenoemd graafschap werd het graafschap Bastenaken (eerste vermelding 907). Bij het uitsterven van het eerste ‘huis der Ardennen’ (eerste helft 11e eeuw), kwam een deel (centrum La Roche) aan de graven van Namen, het overblijvende gedeelte aan een zijtak van het eerste huis, van die tijd af in de geschiedenis meestal bekend als het ‘huis der Ardennen’.
Juister zou echter zijn Verdun-Ardennen. Tal van zijn leden zijn tevens, in de 11e eeuw, hertogen van Neder-Lotharingen geweest, en hebben als zodanig een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van die streek.
De laatste vorst uit de dynastie der Ardennen, Godfried van Bouillon, werd in de eerste kruistocht koning van Jeruzalem. Naderhand kwamen de Ardennen voor het merendeel in het bezit van de graven van Luxemburg. Het graafschap Bouillon was door Godfried aan de prins-bisschop van Luik verkocht (1096) en bleef Luiks gebied tot 1678, toen het door Lodewijk XIV werd bezet. Nadien was het tot 1794 een zelfstandig hertogdom onder het huis De la Tour d’Auvergne. Zie afb.Slag in de Ardennen, ook genaamd Von Rundstedtoffensief, laatste poging, op 16.12.1944 door Duitse legers ondernomen, om de westelijke geallieerden terug te dringen. Na aanvankelijk succes, veroorzaakt door het feit dat de geallieerden te kampen hadden met een gebrek aan manschappen door ravitailleringsmoeilijkheden, werden zij in jan. 1945 op de Duitse grens teruggeworpen (zie Tweede Wereldoorlog).
LITT. L.Génicot (red.), Histoire de la Wallonië (1973); J.Toland, De slag in de Ardennen, 1944 (1960); H.M.Cole, The Ardennes; Battle of the bulge (1965); H.Jung, Die Ardennen-Offensive (1971).