Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-12-2018

abiogenese

betekenis & definitie

abiogenese - abiogene'se [Gr. a, niet, bios, leven, genesis, wording], v., een theorie die het ontstaan van het leven en de levende wezens uit dode stof wil verklaren. Deze theorie wordt ook aangeduid als de leer van de generatio spontanea.

Aristoteles (384-322 v.C.) leerde dat insekten en zelfs kikvorsen uit modder of afval konden ontstaan. Deze primitieve theorie werd sinds de 17e eeuw verworpen. Gebleken was dat de eieren van genoemde dieren al in het dode materiaal aanwezig moesten zijn geweest (proeven van de Italiaan Redi met potten rottend vlees, waarbij in de met perkament afgedekte potten géén, in de open potten wèl vliegen kwamen, die er hun eieren legden). In de 19e eeuw woedde evenwel nog een felle strijd over de vraag of bacteriën uit dode stof konden worden ontwikkeld. Ten aanzien van deze vraag werd door Pasteur definitief ten nadele van deze vorm van abiogenese beslist. Toch kon men in het materialistisch monisme van Haeckel nog sporen van abiogenese vinden.

Moderne onderzoekers denken aan een ontstaan van eenvoudige organische moleculen (‘prebiotische evolutie’) door de werking van hoge temperaturen, elektrische ontladingen, (ultraviolet) licht e.d. op gassen in de primitieve aardatmosfeer, waarvan men veronderstelt dat zij een geheel andere samenstelling had dan de tegenwoordige (o.m. methaan, ammoniak en waterstof bevatte, géén zuurstof). In experimenten met verschillende gasmengsels is het ontstaan van vele organische stoffen langs deze weg aangetoond, waaronder aminozuren, de bouwstenen van de eiwitten. De gevormde organische stoffen zouden volgens deze gedachtengang terechtgekomen zijn in de ‘oerzee’, die het karakter had van een verdunde ‘organische bouillon’. Een dergelijke ophoping van organische stoffen was toen nog mogelijk aangezien zij niet onmiddellijk werden afgebroken door bacteriën (die er nog niet waren) of geoxideerd (omdat de aardatmosfeer nog geen zuurstof bevatte). In deze organische bouillon moeten dan de vele verschillende stoffen met elkaar zijn gaan reageren, waarbij vanwege de sterke verdunning waarin de meeste zullen zijn voorgekomen, vooral autokatalytische reacties (katalyse) een belangrijke plaats zullen hebben ingenomen. Men zou dergelijke reactiesystemen kunnen zien als zelfduplicerende systemen, waarop natuurlijke selectie zou kunnen aangrijpen.

Verscheidene reacties kunnen gekoppeld worden tot hele reactieketens, waarbij eindprodukten van elke reactie in de volgende worden gebruikt, terwijl het eindprodukt van de laatste reactie tegelijk de katalysator voor de eerste vormt (reflexieve katalyse) of bij de eerste reactie nodig is (kringloopsysteem). Langs deze weg kunnen steeds gecompliceerder zelfduplicerende systemen ontstaan, die steeds minder afhankelijk worden van de toevallig in het milieu aanwezige stoffen. De kans op voortbestaan van dergelijke systemen wordt hierdoor vergroot. De eerste organismen zouden volgens deze voorstelling heterotroof kunnen zijn geweest, en ‘geleefd’ hebben van de organische stoffen uit de oerzee. Modern biochemisch onderzoek is voor een deel op het toetsen van de vele speculaties en de erop stoelende hypothesen gericht, en gaandeweg worden geopperde mogelijkheden tot waarschijnlijkheden gemaakt door experimentele bevestiging van deze mogelijkheden.