S.aucupária X S.intermédia Afkomstig van N.-Europa, een dichte kegelvormige kroon vormend met stevige, glanzend donkergroene bladeren, in Mei bloeiend met witte bloemen in kleine, viltig behaarde tuilen, die worden opgevolgd door helderrode vruchten.
Twijgen glanzend olijfgroen, met grote verspreid staande lenticellen; bladeren 6-12 cm lang, eivormig, de basis gelobd of gevind, overigens de rand zwak gelobd, bovenzijde kaal, onderzijde grijsviltig, met sterk vooruitspringende nerven. Bloemtuilen 6-10 cm breed; bloemen 8-10 mm in diameter; vruchten 8-10 mm in diameter, helderrood.
X S.h. var. fastigiáta REHD., synoniem: Pýrus pinnatífida var. fastigiáta BEAN, vormt een meer opgaande smalle kroon; bladeren stevig, iets glanzend donkergroen, met 3-6 paar ongesteelde blaadjes; vruchten rood, 8-10 mm in diameter.
X S.h. var. gíbbsii BEAN vormt een meer breed-pyramidale kroon en heeft tamelijk grote, zijdeachtig behaarde eindknoppen. Bladeren met 1-2, soms 3 paar ongesteelde blaadjes en groot, meestal omgekeerd-eivormig topblad; blaadjes donkergroen, iets glanzend, aan de onderzijde zeer lang blijvend behaard. Vruchten tot ruim 1 cm in diameter, koraalrood.
S.h. var. meiníchii REHD., synoniem: S.h.neuillyénsis COCKERELL, vormt een kleine boom of hoge struik met gewoonlijk 4-6 paar blaadjes, soms ook enkelvoudige bladeren en dan tot de hoofdbladsteel ingesneden, de bladvoet soms gedeeltelijk met de hoofdbladsteel vergroeid; bovenzijde matglanzend donkergroen, kaal of zeer spaarzaam behaard, onderzijde grijsgroen, blijvend behaard; vruchten meestal gelijkend op S.hýbrida.