R. multiflóra X R. rugósa Synoniem: R.yedoénsis MAK..
Hoog opgroeiende struik met stevige borstelig behaarde en met dunne haakvormige stekels bezette twijgen. Bladeren 7-9-tallig, het meest op die van R.rugósa gelijkend, met grote, met de bladsteel vergroeide franjeachtig ingesneden steunblaadjes;
bladsteel viltig behaard. Blaadjes tot 4 cm lang, elliptisch of ovaal, het eindblaadje soms omgekeerd-eivormig, bovenzijde donkergroen, kaal, onderzijde grijs of blauw-groen, blijvend viltig behaard.
Bloemen enkel, crème-wit, tot 4 cm in diameter.
De hieronder voorkomende klim- of kruiprozen behoren tot R. multiflóra en zijn gekenmerkt door diep franjeachtig ingesneden steunblaadjes. Bloemen in grote tuilvormige bloeiwijzen. Voor beplanting van muren, hekwerken, loofgangen enz. kunnen zij zeer goed worden gebruikt.
„Aglaia” P. LAMBERT (multiflóra x Rêve d’Or), heeft fijn ruikende zuivergele bloemen in pyramidale tuilen, later bij het uitbloeien iets wit gekleurd.
„Crimson Rambler” TURNER; zeer sterk groeiende klimroos met glanzend groene bladeren en gevulde karmijnrode bloemen in veelbloemige pyramidale tuilen.
„Fragezeichen” BOETNER (Dorothy Perkins X Marie Baumann). Zeer rijkbloeiend met goed gevulde zachtrose bloemen. Ook als hoog opgroeiende struik te gebruiken.
„Ida Klemm” L. WALTER (sport van Crimson Rambler).
Zeer sterk groeiend en rijk bloeiend met zuiver witte bloemen in grote tuilen.
„Leuchtstern” J. C. SCHMIDT (Daniël Lacombe X Crimson Rambler). Zeer lang doorbloeiende klimroos met enkele, rose bloemen met wit centrum, iets ruikend; goed winterhard.
„Tausendschön” J. C. SCHMIDT (Crimson Rambler X ?). Twijgen geheel ongestekeld; bloemen tamelijk groot, rosé met wit centrum, in zeer grote tuilen.
„Veilchenblau” J. C. SCHMIDT (Crimson Rambler X ?). Bladeren glanzend groen; bloemen lila-rose, half gevuld, bij het uitbloeien iets blauw getint.
„Wartburg” KIESE (Tausendschön X ?); zeer rijk bloeiend met gevulde karmijnrose bloemen; bloemblaadjes iets gedraaid; goed winterhard.
Behalve de klimmende theerozen, theehybriden, Bourbonhybriden en andere grootbloemige doorbloeiende klimrozen (zie onder Rósa odoráta), is er nog een groep van grootbloemige klimrozen, meestal éénmaal of zeer matig doorbloeiend, die ook tot Rósa multiflóra kunnen worden gerekend.
„Anna Ruebsamen” C. WEIGAND; sterk groeiend, met mooie glanzend groene bladeren; bloemen zacht vleeskleurig rose.
„Blaze” KALLAY (Paul’s Scarlet Climber X Gruss an Teplitz); bladeren glanzend heldergroen, lederachtig; bloemen halfgevuld, helderrood, iets ruikend, niet of zeer matig doorbloeiend.
„Dr W. van Fleet” VAN FLEET (wichuraiána X Safrano X Souv. de Pres. Carnot); bladeren groot, glanzend donkergroen; bloemen groot, lichtrose en crèmekleurig; bloeit Juni-Juli.
„Dream Girl” JACOBUS (Dr W. van Fleet X Senora Gari); takken fijn en dicht gestekeld; bloemen groot, koraalrood en zeer welriekend; bloeit lang door.
„Golden Climber” BROWNELL (Marie Wallace X ?);
zeer sterk groeiende klimroos met half gevulde, iets ruikende heldergele bloemen.
„Hamburg” KORDES (Eva X Daily Mail); bladeren groot, glanzend groen; bloemen groot, half gevuld, helder scharlakenrood, iets ruikend.
„Paul’s Scarlet Climber” W. PAUL; hoog opgroeiende klimroos met half gevulde scharlakenrode bloemen, iets ruikend, goed winterhard.
„Record” MALLERIN (Paul’s Scarlet Climber X Demain); flinke groeier; bladeren fris heldergroen;
bloemen scharlakenrood, half gevuld, in compacte dichte trossen.
„Trier” P. LAMBERT (Aglaia X Mrs R. G. Sharman-Crawford); zeer hoog opgroeiend, bloeit in Juni met half gevulde lichtrose, in het centrum iets geel getinte bloemen.
Voor de overige klimmende of kruipende rozen, zie men ook onder Rosa wichuraiána en Rosa odoráta.