W.-China; 6-8 m.
Synoniem: V. davidiána DIPP., Spinovítis davídi ROMAN..
De geslachtsnaam Spinovítis is door ROMANET DU CAILLAUD aan deze Vítis gegeven, omdat van deze soort de twijgen dicht bezet zijn met korte teruggebogen stekels; ook de onderzijde der bladeren en de bladsteel is met borstelige stekels bezet. Overigens zijn de twijgen kaal en met korte internodiën;
bladeren gemiddeld 12-16 cm lang, dik, bovenzijde dof donkergroen, onderzijde blauw-groen en langs de nerven behaard, eivormig tot breed eivormig, bladvoet hartvormig, bladrand ongelijk en bochtig getand, zeer zelden gelobd. Bloeit in Juni-Juli met tot 15 cm lange bloempluimen; bessen 10-15 mm in diameter, zwart.
Bovenstaande soort komt zeer zelden voor; zij groeit zeer slecht van afleggers, daarom veredelen op de sterker groeiende V. coignétiae.
V. d. var. veítchii VEITCH groeit sterker dan de soort en heeft grotere bladeren, welke, jong zijnde, bronskleurig getint zijn en deze kleur zeer lang behouden.