Gepubliceerd op 19-03-2019

Vibúrnum tínus L

betekenis & definitie

Mediterrane gebied; 3 m.

Synoniem: Tinus laurifólium BORKH., Laúrus tínus HORT..

Compact groeiende struik met eerst zwak behaarde, later geheel kale bruin-groene twijgen en bedekte knoppen. Bladstelen 1-2,5 cm lang; bladeren 6-12 cm lang, elliptisch, lederachtig, meestal top en bladvoet puntig toelopend, de laatste soms afgerond, rand gaaf, bovenzijde dof donkergroen, kaal, onderzijde lichtgroen, in de oksels en langs de nerven zwak behaard. Bloeit, al naar gelang de standplaats, van November tot Mei, met kleine, in knop rose, later witte bloemen, in tot 10 cm brede bijna vlakke schermen; kroonlobben teruggeslagen; meeldraden vóór de kroonbuis uitstekend; vruchten bij rijp worden donker- of zwart-blauw; zaden iets samengedrukt, glad.

Deze groenblijvende Vibúrnum komt bij ons meestal voor als koude-kasplant; is toch harder dan algemeen wordt aangenomen en kan op zeer beschutte standplaatsen worden geplant. De bloeitijd loopt zeer uiteen; ik zag in Z.-Frankrijk enkele exemplaren ook in het najaar bloeien.

< >