N.-China; 3 m.
Winterkale, opgaand groeiende struik met glanzend bruine twijgen, geheel kale, spitse, lichtbruine knoppen, vóór de bladontwikkeling (soms reeds in November-December) bloeiend met riekende, in knop lichtrose, later naar wit afbloeiende bloemen, in 3-5 cm lange, gedrongen-pluimvormige bloeiwijze. Bladstelen tot 1,5 cm lang, diep gegroefd, bruin; bladeren 5-8 cm lang, 2,5-4 cm breed, eivormig of ovaal, soms grootste breedte boven het midden, top spits, zelden kort toegespitst of stomp, bladvoet wigvormig toelopend, rand regelmatig gezaagd, met brede tanden, bovenzijde matglanzend donkergroen, kaal, in najaar bruin-rood verkleurend, onderzijde lichtgroen, met dikke vooruitspringende nerven, spaarzaam langs of op de nerven en in bladoksels behaard. Bloemen met korte buis en vlak staande kroonlobben, 8-10 mm breed; vruchten mij onbekend.
Bovenstaande soort is voor groepen zeer mooi, in kleine tuinen als solitair. Evenals bij V. útile HEMSL. en X V.burkwóodii BURKW. et SKIPW., die óók in het najaar kunnen bloeien, komen de lichtrose, heerlijk riekende bloemen bij gunstig weer aan de bladloze struiken reeds vóór de winter; de eigenlijke bloeitijd is al naar de weersgesteldheid van midden Maart tot einde April.
V.f. var. nánum BOOM vormt een dichte bossig opgroeiende struik.