Gepubliceerd op 19-03-2019

Syrínga L

betekenis & definitie

Sering Zomergroene, meestal opgaand groeiende struiken met gesteelde, overstaande, gaafrandige bladeren;

bloemen paars-rood, lila, violet of soms wit gekleurd in eind- of okselstandige pluimen vóór of na de bladontwikkeling; kelk klein, kort 4-tandig, blijvend; bloemkroon klein, trompet- of kruidnagelvormig, met lange of korte kroonbuis; 2 meeldraden, in de kroonbuis of aan de voet der kroonlobben ingeplant; doosvrucht met tweevleugelige zaden.

Seringen behoren tot de meest bekende in het voorjaar bloeiende struiken, die in bijna geen tuin, hoe klein ook, ontbreken, doch deze voorliefde voor dit geslacht beperkt zich voornamelijk tot de gewone sering S.vulgáris L. en de talrijke hiertoe behorende tuinvormen; ook worden vele dezer vormen als trekstruik gekweekt. Behalve deze soort zijn er echter nog vele, die voor park- en tuinbeplanting voor haar niet onderdoen, denken wij slechts aan S.refléxa C.S., met donkerrose bloemen in sierlijk overhangende pluimen;

S.villósa VAHL, met lila-rose bloemen in opstaande pluimen; S.josikáea JACQ., zeer rijk bloeiend met donker violet-rose bloemen in smalle opstaande pluimen. De Perzische sering, S.pérsica L., heeft lichtpaarse, welriekende bloemen, de bladeren vaak 3-lobbig of vier-delig. Zeer laat bloeit nog S.japónica DCNE, met crème-witte bloemen in tot 30 cm lange pluimen; ongeveer gelijk bloeit S.pekinénsis RUPR., doch met kortere bloempluimen. Daarnaast nog vele soorten, waarvan de voornaamste en meest aanbevelenswaardige hieronder worden vermeld. Al deze soorten plant men in groepen als voorbeplanting tegen hoger opgroeiende loofhoutgewassen.

Bij een goede keuze van te planten soorten kan men van einde April tot begin Juli seringen in bloei hebben. Men kweekt de meeste soorten van zaad, ook van zomerstek onder glas. De verschillende tuinvormen ent men op zaailingen van S. vulgáris, doch daar deze soort zeer veel worteluitlopers maakt, worden zij soms ook van zomerstek gekweekt. Op de Proeftuin te Boskoop neemt men proeven met het enten van Syrínga in Augustus onder glas; men zie hiervoor het Jaarboek van deze Proeftuin van 1954.

A. Kroonbuis ongeveer twee maal zo lang als de kelk; helmhokjes bijna zittend . . . . .Ondergeslacht Eúsyringa 1. Bloempluimen uit de zijknoppen, vóór of na de bladontwikkeling; bladeren enkelvoudig . . . . Groep Vulgáres 2. Bloempluimen uit de eindknoppen, meestal na de bladontwikkeling; bladeren enkelvoudig . . . . Groep Villósae 3. Bloempluimen als bij 2; bladeren geveerd . . . . Groep Pinnatifóliae B. Kroonbuis kort, even lang als, of iets langer dan de kelk; helmhokjes met korte helmdraden . . . . Ondergeslacht Ligustrína

< >