M.- en O.N.-Amerika; 1 m.
Synoniem: S.erythrocárpus K. KOCH, S.parviflórus DESF., S.vulgáris MICHX.
Het kleinvruchtige, rode radijsboompje is een laag blijvende struik met overhangende of soms kruipende twijgen, matglanzend donkergroene zeer lang aan de struik blijvende bladeren en kleine, rode vruchten, welke eveneens zeer lang aan de struik blijven.
Twijgen aan de top iets bruin getint, later geel-bruin, afschilferend, spoedig kaal wordend. Bladeren 2-3,5 cm lang, 15-28 mm breed, ovaal, nooit gelobd, bovenzijde matglanzend donkergroen, kaal, onderzijde iets blauw-groen, behaard. Bloemen okselstandig, gezamenlijk een grote, meestal eindstandige bloeiwijze vormend; kelk klein, scherp getand; bloemkroon 4-5 mm lang, rose; stijl recht, dicht behaard, evenals de meeldraden niet boven de kroon uitstekend;
vruchten 4-7 mm lang, bijna rond, rood, in dicht opeengedrongen trossen.
S.o. var. variegátus C.S., synoniem: S.o. var. aúreo-reticuIátus ZAB., heeft goud-geel gevlekte bladeren