Japan;15-20 m.
Synoniem: S. grandiflóra BRIOT.
Deze Japanse Stewártia is ook in ons klimaat winterhard, al zal een beschutte standplaats, waar de morgenzon ontbreekt, van grote invloed zijn op een goede groei en bloei. Zeker is, dat men bij aanplanting van deze soort, iets geheel afwijkends heeft van wat men gewoonlijk in onze tuinen en parken ziet aangeplant, daar in Juli-Augustus de zuiver witte, schotelvormige bloemen zeer aantrekkelijk zijn. In tegenstelling met de vorige soort zijn de jonge twijgen onbehaard, meestal iets dunner en bruin-grijs getint. Bij oude bomen moet de schors rood-bruin gekleurd zijn en in grote platen afbladeren. Bladsteel tot 1 cm lang, kaal; bladeren gemiddeld 5-7 cm lang, bovenzijde heldergroen, onderzijde lichter en kaal of met enkele lange, zijdeachtige haren bezet, ovaal-lancetvormig, top toegespitst, bladrand gezaagd; bloemen alleenstaand, kort gesteeld, kelkbladen aan de buitenzijde viltig behaard, kroonbladen rond en omgebogen, aan de buitenzijde zijdeachtig behaard; meeldraden talrijk, met oranjekleurige helmknoppen; vruchtbeginsel zijdeachtig behaard; stijl lang met 5-spletige stempel.
Kweekwijze als bij Caméllia.