Z.O.-Europa, Siberië; 1,5 m.
De hertshooibladige Spiraéa is een van de mooiste en rijkstbloeiende soorten, een niet te hoge, tamelijk brede struik vormend met sierlijk overhangende twijgen, in het voorjaar overdekt met kleine, witte bloemen in dicht bijeenstaande, tamelijk grote schermen. Vooral ook voor kleine tuinen zeer mooi. De bruine, ronde twijgen zijn eerst aan de top behaard, later geheel kaal. Bladeren zeer kort gesteeld, 15-35 mm lang, 4-8 mm breed, donker-, soms iets grijs-groen, geheel kaal, omgekeerd lancetvormig of omgekeerd lang-eivormig, met spitse of stompe, soms afgeronde top en wigvormig toelopende bladvoet, bladrand gaaf, soms bij de top met enkele zaagtanden, onvolkomen 3-nervig.
Bloemen 5-6 mm in diameter, in 5tot veelbloemige, zittende schermen of aan het einde der korte zijtakjes; meeldraden even lang als kroonbladen.
S.h. var. thalictroídes PALL., een zeer gedrongen groeiend struikje met grijs-groene, kleinere bladeren, zeer rijk bloeiend met ook kleinere schermen.
S.h. var. acúta SER., synoniem: S.acutifólia WILLD. wordt zo hoog als de soort, eveneens met roedevormige, overhangende twijgen. Bladeren kleiner, naar beide zijden puntig toelopend, grootste breedte boven het midden, grijsgroen, onderzijde lichtgroen. Bloemen kleiner, geel-wit, meeldraden even lang als of iets langer dan kroonbladen, S.h. var. obováta MAXIM, wijkt van de soort alleen af, doordat de bladeren aan de top zijn afgerond, gewoonlijk met enkele zaagtanden.