Bladeren gemiddeld 3-5 cm lang, zelden langer, beschubd; bloemen in eindstandige, weinigtot veelbloemige tuilen, zeer zelden met bovendien zijdestandige bloeiwijze; bloemkroon rad-, klok- of trechtervormig;
meeldraden 10, vóór de bloemkroon uitstekend;
vruchtbeginsel beschubd, soms beklierd.
A. Planten gedrongen groeiend, met beschubde twijgen en bladeren; deze hoogstens 5 cm lang; bloemen klein, in. eindstandige veelbloemige tuilen (echte „Alpenrozen”).