Japan; 10 m.
Uiterlijk gelijkt deze klimstruik zeer veel op de hiervoor beschreven Hydrangéa petioláris, evenals bij deze de twijgen met hechtwortels; in Japan voorkomend in de bergstreken en wel langs zonnige hellingen, tegen rotsen of zich vasthechtend aan oude bomen, wat een aanwijzing geeft voor een ander gebruik van deze struik in onze tuinen en parken, dan voor muurbedekking. Van de hierboven genoemde Hydrangéa onderscheidt deze zich voornamelijk door niet afschilferende twijgen, de schors alleen in de lengte gespleten, behaarde winterknoppen, dieper getande bladeren met meestal afgeronde bladvoet, spaarzaam behaarde bloemtuilen, randbloemen met slechts 1 vergroot kelkblad en aan de top niet afgeplatte, geribde doosvrucht.
Twijgen kaal, geel-bruin; bladstelen 3-7 cm lang, rood-bruin, kaal; bladeren 6-10 cm lang, eirond, top kort toegespitst, bladvoet afgerond, soms afgeplat, of zwak hartvormig, rand groot getand, met iets afstaande tanden, bovenzijde glanzend groen, geheel kaal. Bloeit in Juli in tot 20 cm brede schermvormige tuilen; fertiele bloemen zeer klein, wit, met korte, vergroeide stijlen; steriele randbloemen zuiver wit.
Men kweekt Schizophrágma van zaad en zeer gemakkelijk door afleggen.