Katwilg Europa, Himalaya, N. O.-Azië; 3-5 m.
Als regel treft men de katwilg aan in de grienden langs onze grote rivieren, soms ook op de laagstgelegen plaatsen in onze duinstreek of op de zware gronden in Zeeland en Gelderland. Daar de twijgen grof en zeer taai zijn, wordt de katwilg gekweekt voor grof mandenwerk of voor pakteen en in het laatste geval door onze kwekers zeer veel gebruikt.
Bladeren bovenzijde matglanzend donkergroen, onderzijde glanzend witviltig, met korte, liggende haren bezet, lijn-lancetvormig, zeer langpuntig en schijnbaar gaafrandig, bladrand enigszins naar beneden omgebogen. Bloeit Maart-April, de katjes bijna zittend; ♂ bloemen met 2 meeldraden, ♀ bloemen met lange stijl, en zacht behaard vruchtbeginsel.