Japan, Korea; 3 m.
Syn.; S. thunbergiána BL..
Sierlijke struik met enigszins overhangende, bruinrode twijgen en ellipsvormige, aan de onderzijde lichtblauw gekleurde bladeren; bloeit reeds in Maart met grote, heldergele katjes.
Jonge twijgen behaard, doch spoedig geheel kaal wordend; bladknoppen grijs behaard; bladeren 5-10 cm lang, bovenzijde eerst zijdeachtig behaard, later kaal, onderzijde spaarzaam blijvend behaard, scherp gezaagd, top spits, bladvoet vaak wigvormig toelopend; katjes ongesteeld; schutblaadjes met lange haren bezet; vruchtbeginsel zijdeachtig behaard; zeer lange stijl.