N. -Amerika, Alaska, Michigan, N.O.-Azië; 1 m.
Laagblijvende struik, met dunne, soms ongestekelde, soms aan de voet borstelig gestekelde twijgen, meestal echter bezet met iets gebogen stekels.
Bladeren 5-7-tallig, met lange, aan de bladvoet afgeronde, meestal enkel-, soms dubbel gezaagde blaadjes; deze 3-7 cm lang, lang-ovaal, gepunt, bovenzijde matglanzend donkergroen, kaal, onderzijde blijvend kort behaard, in het najaar zeer mooi rood verkleurend.
Bloeit Juni-Juli met meestal alleenstaande bloemen aan geheel kale, ongeklierde bloemstelen; bloemen 4-5 cm in diameter, helderrose, welriekend; kelk en kelkslippen niet geklierd, de laatste gaaf of met zeer smalle zijslippen; bottels tot 2 cm lang, helderrood, omgekeerd eivormig.
R.a. var. nipponénsis KOEHNE heeft 7-9-tallige bladeren; blaadjes 1-3 cm lang, enkel gezaagd, met klierachtig behaarde bladstelen; bloemen 2,5-4 cm in diameter, rosé, welriekend; bottels als bij de soort.
